Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Arnhem, 31 de Diciembre de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak31 de Diciembre de 2008
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

RECHTBANK ARNHEM

Promis II

Sector strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer : 05/900659-08

Datum zitting : 17 december 2008

Datum uitspraak : 31 december 2008

Tegenspraak

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen:

naam : [verdachte],

geboren op : 14 juli 1962 te [geboorteplaats],

adres : [adres],

plaats : [woonplaats].

thans gedetineerd in PI Overijssel, PIV Zwolle, Huub van Doornestraat 15

Zwolle.

Raadsman : mr. G.F. van der Hardt Aberson, advocaat te Rotterdam.

  1. De inhoud van de tenlastelegging

    Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:

    zij op of omstreeks de periode van 19 tot en met 20 juni 2008 te Arnhem opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat

    verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, voornoemde [slachtoffer] heeft gedrogeerd en/of verdoofd, door voornoemde [slachtoffer] medicijnen/medicamenten in te laten nemen en/of toe te dienen bevattende de stoffen zolpidem, fluxoxamine en paroxetine en/of andere stoffen, althans haar in een verdoofde en/of hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gehouden en/of een gasfles handelspropaan (bestaande uit propaan en/of iso-butaan en/of n-butaan en/of isobuteen en/of methylbutaan en/of n-pentaan) heeft opengedraaid, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

  2. Het onderzoek ter terechtzitting

    De zaak is laatstelijk op 17 december 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. G.F. van der Hardt Aberson, advocaat te Rotterdam.

    2a. De ontvankelijkheid van de officier van justitie

    De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vervolging moet worden verklaard.

    Hij voert daartoe het volgende aan:

    1. De officier van justitie heeft er als opdrachtgever tot het maken van rapportages omtrent de persoon van verdachte voor gezorgd dat artsen hun geheimhoudingsplicht hebben geschonden, en heeft de informatie die dientengevolge tot hem is gekomen, ten onrechte gebruikt in het strafproces.

    2. Daarnaast heeft de officier van justitie nagelaten om adequaat onderzoek te verrichten naar het tijdstip van overlijden van het slachtoffer. Het rapport van de heer Heister kan niet als zodanig worden aangemerkt. Dit onzorgvuldig handelen of nalaten is te wijten aan de officier van justitie die hiervoor verantwoordelijk is. De raadsman verwijst hiervoor naar een vonnis van de rechtbank Zutphen van 15 juli 2008.

    3. Tenslotte heeft de officier van justitie verzuimd tijdig stukken over te leggen inzake onder meer toxicologische aspecten van de zaak en het geheugen van verdachte.

    Standpunt van de officier van justitie

    Ad a.

    Het openbaar ministerie heeft geen bevoegdheid of gezag om een arts te dwingen zijn geheimhoudingsplicht te schenden. Een arts is zelfstandig bevoegd om wegens hem moverende redenen af te zien van zijn geheimhoudingsplicht. Voorzover artsen in dit geval hiertoe hebben besloten kan dit de officier van justitie dan ook niet aangerekend worden.

    Ad b.

    De officier van justitie heeft adequaat onderzoek laten verrichten naar het tijdstip van overlijden van het slachtoffer, hetgeen is neergelegd in het rapport van de heer Heister. Dat door diverse factoren het tijdstip van overlijden niet (meer) vast te stellen was, maakt dit niet anders.

    Ad c.

    Weliswaar zijn sommige stukken laat aangeleverd, maar de reden daarvan was dat de stukken niet eerder gereed waren. De officier van justitie heeft de stukken na ontvangst onverwijld aan de verdediging ter beschikking gesteld, die van de stukken voorafgaand aan de zitting

    kennis heeft kunnen nemen. Het is zeker niet zo dat het OM bewust en/of stelselmatig stukken heeft achtergehouden. De officier van justitie dient ontvangen te worden in zijn vervolging.

    Het oordeel van de rechtbank

    Ad a.

    Het wetboek van strafvordering noch enige andere wettelijke bepaling biedt de officier van justitie de mogelijkheid om een geheimhouder, zoals daarvan hier sprake is, ertoe te brengen zijn geheimhoudingsplicht te schenden. Dat de officier van justitie zulks zou hebben gedaan is ook niet aannemelijk gemaakt of geworden. Dat een geheimhouder er wellicht wegens conflicterende belangen zelfstandig voor kiest geheimhouders-informatie neer te leggen in stukken die bedoeld zijn ter kennis te komen van de officier van justitie, is slechts die geheimhouder en niet de officier van justitie aan te rekenen. Indien verdachte zich daarmee niet kan verenigen, kan zij zich tot de tuchtrechter wenden. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.

    Ad b.

    De officier van justitie heeft blijkens het gemotiveerde rapport van de heer Heister adequaat onderzoek laten doen naar het tijdstip van overlijden van het slachtoffer. Dat het tijdstip van overlijden wegens de diverse, in dat rapport genoemde, omgevingsfactoren niet (meer) vast te stellen was, kan niet tot een ander oordeel leiden. Ook dit verweer wordt derhalve verworpen

    Ad c.

    De rechtbank stelt vast dat enkele stukken laat aan de verdediging en aan de rechtbank ter beschikking zijn gekomen. Deze stukken waren niet tijdig gereed en van enige verwijtbaarheid van de zijde van het OM is daarbij niet gebleken. Bovendien ging het om stukken van beperkte omvang, waarvan de verdediging en de rechtbank tijdig voldoende kennis hebben kunnen nemen. Er is dan ook niet gebleken dat verdachte door de late verstrekking van de stukken in haar verdediging is geschaad. De rechtbank verwerpt dan ook dit standpunt van de raadsman.

    De rechtbank acht dus de officier van justitie ontvankelijk in zijn strafvervolging.

    2b. De eis van de officier van justitie

    De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.

    Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

  3. De beslissing inzake het bewijs

    Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT