Voorlopige voorziening van Rechtbank Zutphen, Voorzieningenrechter, 15 de Abril de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Abril de 2009
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Bestuursrecht

Voorzieningenrechter

Reg.nrs.: 09/272 en 09/273

Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen:

[eiser A], [eiseres B] en [eiser C]

te [plaats],

verzoekers/eisers, hierna: eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet

verweerder.

[derde-partij A] en [derde-partij B]

te [plaats],

derde-partij.

  1. Bestreden besluit

    Besluit van verweerder van 20 januari 2009, kenmerk I.3470, verzonden op 3 februari 2009.

  2. Feiten

    Bij besluit van 16 september 2008 heeft verweerder aan de derde-partij met toepassing van een vrijstelling ex artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bouwvergunning verleend voor het verbouwen van de tandartsenpraktijk op het perceel [adres te plaats]. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt.

    Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers conform het advies van Commissie Bezwaarschriften niet-ontvankelijk verklaard.

  3. Procesverloop

    Eisers hebben bij brief van 1 maart 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank. In deze brief hebben eisers tevens verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te treffen.

    Het verzoek is behandeld ter zitting van 6 april 2009, waar [eiser A], samen met zijn echtgenote, en [eiseres B] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van Dijk en G. de Vries. Verder is [derde-partij A] verschenen.

  4. Motivering

    4.1 Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.

    4.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar, omdat zij naar de mening van verweerder niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kunnen worden aangemerkt.

    4.3 Eisers zijn van mening dat zij wel als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Zij voeren hiertoe onder meer aan dat zij in de nabijheid van het bouwplan aan [adres] woonachtig zijn en [adres] (die met enige regelmaat verstopt is door geparkeerde auto’s van patiënten) de ontsluitingsweg is van hun woonwijk.

    4.4 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT