Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 24 de Febrero de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak24 de Febrero de 2009
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Nevenzittingsplaats Arnhem

Sector civiel recht

zaaknummer 104.003.306

arrest van de tweede civiele kamer van 24 februari 2009

inzake

[appellante],

wonende te [woonplaats],

appellante,

advocaat: mr. J.C. Klompé,

tegen:

  1. de vennootschap onder firma [geïntimeerde sub 1],

    gevestigd te [vestigingsplaats],

  2. [geïntimeerde sub 2],

    wonende te [woonplaats],

  3. [geïntimeerde sub 3],

    wonende te [woonplaats],

    geïntimeerden,

    advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

  4. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

    1.1 Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 27 mei 2008. Ingevolge dat tussenarrest heeft op 17 september 2008 een getuigenverhoor plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.

    1.2 Daarna heeft [geïntimeerde] een memorie na enquête genomen en heeft [appellante] een memorie van antwoord na enquête alsmede akte vermindering eis genomen.

    1.3 Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof wederom arrest bepaald.

  5. De verdere beoordeling in hoger beroep

    2.1 Het hof heeft in het tussenarrest [geïntimeerde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat het remmingwerk zonder toestemming is geplaatst.

    2.2 [geïntimeerde] heeft in het getuigenverhoor als getuigen doen horen [geïntimeerde sub 2] (geïntimeerde sub 2), [zoon van geïntimeerde sub 2] (zoon van geïntimeerde sub 2 en broer van [geïntimeerde sub 3] (geïntimeerde sub 3)) en [zoon van appellante] (zoon van [appellante] (appellante)). [appellante] heeft afgezien van tegengetuigenverhoor.

    2.3 Bij de beoordeling van de bewijskracht van de afgelegde getuigenverklaringen stelt het hof het volgende voorop. Voor het leveren van het aan [geïntimeerde] opgedragen tegenbewijs is voldoende dat door dat tegenbewijs voldoende twijfel wordt gezaaid over de juistheid van het vermoeden dat het remmingwerk zonder toestemming van [geïntimeerde] is geplaatst.

    2.4 Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs als onder 2.3 bedoeld. Daartoe overweegt het hof als volgt.

    2.5 [geïntimeerde sub 2] heeft als getuige verklaard dat [zoon van appellante] bij haar aan de deur is geweest met het verzoek om een remmingwerk te mogen plaatsen en dat zij toen tegen hem heeft gezegd dat zij daar niet zoveel problemen mee had. Deze getuigenverklaring wordt ondersteund door die van [zoon van geïntimeerde sub 2]. [zoon van appellante] heeft daarentegen verklaard dat hij zijn voornemen tot plaatsing van het remmingwerk aan [geïntimeerde sub 2] heeft kenbaar gemaakt en dat zij daar begrip voor had. Voorts heeft hij verklaard dat hij haar geen toestemming heeft gevraagd voor het plaatsen van het remmingwerk.

    2.6 Weliswaar staan de verklaring van [zoon van appellante] enerzijds en die van [geïntimeerde sub 2] en [zoon...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT