Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Amsterdam, 8 de Abril de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Abril de 2009
Uitgevende instantie:Amsterdam

Rechtbank 's-Gravenhage

zittinghoudende te Amsterdam

meervoudige kamer

Uitspraak

artikel 8:70 en 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)

reg. nr.: AWB 07/17616

V-nr: *

inzake:

eiseres [naam eiseres], geboren [geboortedatum] in 1979, van Poolse nationaliteit, eiseres,

gemachtigde: mr. M.A.G. Reurs, advocaat te Amsterdam,

tegen:

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. C. Brand, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het ministerie van Justitie.

  1. PROCESVERLOOP

    Bij brief van 31 augustus 2004 heeft eiseres verweerder verzocht om vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van, naar gesteld, onrechtmatig handelen van verweerder.

    Bij primair besluit van 27 juli 2006 heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Bij bezwaarschrift van 17 augustus 2006 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

    Bij besluit van 27 maart 2007 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. Bij beroepschrift van 23 april 2007 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van 30 mei 2007.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2008. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, W.S. Leenders. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

    De rechtbank heeft aanleiding gezien het onderzoek te heropenen, aangezien zij van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest en zij het noodzakelijk acht dat de beroepsprocedure wordt doorverwezen naar een meervoudige kamer.

    Het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2008. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn in de aanhef genoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

  2. FEITEN

    1. Op 8 januari 2002 heeft eiseres een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopige verblijf (mvv) met als doel ‘arbeid als zelfstandige prostituee’.

    2. Bij bezwaarschrift van 6 maart 2002 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Bij besluit van 11 september 2002 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard zover het was gericht tegen het uitblijven van een besluit en heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

    3. Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 22 augustus 2003 (AWB 02/72367) is het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard en is het besluit vernietigd.

    4. Bij besluit van 27 november 2003 heeft verweerder het bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit opnieuw gegrond verklaard en het bezwaar voor het overige opnieuw ongegrond verklaard.

    5. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Alkmaar, van 6 juli 2004 (AWB 03/66270) is het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd. In deze uitspraak is overwogen dat de in het advies van de Minister van Economische Zaken gestelde nadere eisen, namelijk dat eiseres naast het overleggen van een ondernemingsplan aanvullende informatie dient te verstrekken, dan wel aanvullende bescheiden dient te overleggen, niet zijn terug te vinden in het beleid. In de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 wordt slechts verlangd dat er een ondernemingsplan wordt overgelegd. Nu eiseres heeft voldaan aan de in het beleid gestelde eis dat ter vaststelling of daadwerkelijk sprake is van arbeid als zelfstandige een ondernemingsplan dient te worden overgelegd, moet worden aangenomen dat de nadere eisen een aanvullende barrière vormen. Deze eisen dienen daarom in strijd te worden geacht met het in artikel 59 van de Europa-overeenkomst - waarbij een associatie tot stand werd gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en Polen anderzijds (PB 1993, L 348, blz. 2) - neergelegde verbod om het uit de overeenkomst voortvloeiende recht op vestiging van onderdanen van de verdragsluitende partijen teniet te doen dan wel te beperken. Nu verweerder zich in het bestreden besluit op dit met het verdragsrecht en zijn eigen beleid strijdige advies heeft gebaseerd, kan het besluit niet in stand blijven.

    6. Bij brief van 26 augustus 2004 heeft verweerder aan de Nederlandse vertegenwoordiging te Warschau, Polen, meegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen de afgifte van een mvv aan eiseres. Daarin is onder meer gesteld dat eiseres bij de aanvraag om een verblijfsvergunning stukken dient te overleggen waaruit blijkt dat zij over bedrijfsruimte beschikt, dan wel over bedrijfsruimte zal kunnen beschikken (bijvoorbeeld middels een (concept-)huurovereenkomst of intentieverklaring van de verhuurder).

  3. STANDPUNTEN PARTIJEN

    1.1. Verweerder heeft zich - voor zover van belang en samengevat - in het bestreden besluit en onder verwijzing naar het besluit in primo op het navolgende standpunt gesteld. Bij het beoordelen van het verzoek om schadevergoeding...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT