Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 19 de Mayo de 2009

Datum uitspraak19 de Mayo de 2009
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

19 mei 2009

Strafkamer

nr. 07/13045 B

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 4 oktober 2007, nummer RK 07/957, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[Klager], geboren op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].

  1. Geding in cassatie

    1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    1.2. De raadsman van verdachte heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

  2. De bestreden beschikking

    2.1. De bestreden beschikking houdt het volgende in:

    "Beoordeling van de klacht

    Klager heeft zich tegen de inbeslagneming van bovengenoemde stukken verzet op grond van het feit dat deze aan hem zijn toevertrouwd in zijn functie van advocaat. Hij heeft zich ter zake beroepen op zijn verschoningsrecht ex artikel 218 Wetboek van Strafvordering.

    De rechter-commissaris heeft het verweer gemotiveerd gepasseerd en is tot inbeslagneming overgegaan. Daarbij heeft hij bepaald dat de inbeslaggenomen goederen op 26 juni 2007 aan de officier van justitie ter beschikking zouden worden gesteld, tenzij voor die datum een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering zou zijn ingediend. Nu indiening van het klaagschrift vóór die datum is geschied heeft terbeschikkingstelling van de stukken aan de officier van justitie nog niet plaatsgevonden. Dit met uitzondering van de groene hangmap (in de beschikking staat: genoemd onder I-C-2-4, de rechtbank begrijpt: I-E-2-4) en de VISA afschriften ten aanzien waarvan door klager geen beroep is gedaan op het verschoningsrecht. De inbeslaggenomen stukken zijn in afwachting van het oordeel van de rechtbank op het kabinet van de rechter-commissaris bewaard.

    De verweren

    Klager stelt zich op het standpunt dat de inbeslagneming door de rechter-commissaris op navolgende gronden onrechtmatig is geschied:

    1. De officier van justitie heeft blijkens zijn memo aan de rechter-commissaris d.d. 23 maart 2007 de vordering tot doorzoeking d.d. 12 maart 2007 met name ten aanzien van de betrokkenheid van klager gegrond op brieven en documenten die enige jaren tevoren inbeslaggenomen zijn bij een doorzoeking bij cliënte van klager, [betrokkene 1]. Deze documenten betroffen de relatie advocaat-cliënt en zijn toen al verkregen met schending van het verschoningsrecht. Deze documenten dienen thans buiten beschouwing gelaten te worden, waarmee de fundamenten onder het verzoek van de officier van justitie tot inbeslagneming vandaan vallen;

    2. Er is geen sprake van een redelijke verdenking dat klager betrokken zou zijn bij witwasconstructies met betrekking tot de verkoop en levering van aandelen "[A] BV" van de [B] en/of [betrokkene 1], noch dat hij wetenschap had van de vermoedelijke aard van het geschil en de overeenkomst tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en de afpersingen. Hetgeen terzake ter onderbouwing van het verzoek tot doorzoeking en de beslissing daarop door de rechter-commissaris is aangevoerd, is daarvoor onvoldoende. Als gevolg daarvan kan evenmin worden geconcludeerd dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die een doorbreking van het verschoningsrecht zouden kunnen rechtvaardigen;

    3. De beslissing van de rechter-commissaris tot inbeslagneming is ten onrechte genomen, althans is tot stand gekomen in een procedure die onvoldoende met waarborgen is omkleed, nu de Deken niet aanwezig is geweest of is uitgenodigd om bij de bespreking van 5 juni 2007 op het kabinet van de rechter-commissaris aanwezig te zijn. De mening van de Deken ten aanzien van de vraag voor welke stukken het verschoningsrecht wordt doorbroken is dan ook niet gevraagd. Deze beschikking is derhalve nietig wegens strijd met de artikelen 98, 110 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 8 van het EVRM.

    Algemeen

    Ingevolge artikel 98, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering mogen bij personen met een bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 van dat wetboek zonder hun toestemming brieven of andere geschriften, tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag worden genomen.

    Wel mogen zonder hun toestemming in beslag worden genomen brieven of geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend nu dergelijke brieven en geschriften geen object zijn van de aan evenbedoelde personen toekomende bevoegdheid tot verschoning.

    De aard van de hier aan de orde zijnde bevoegdheid tot verschoning brengt mee dat het oordeel omtrent de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken in beginsel toekomt aan de tot verschoning gerechtigde persoon. Het verschoningsrecht is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap aan de tot verschoning bevoegde persoon als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht.

    In een dergelijk uitzonderlijk geval dient de doorzoeking door de rechter-commissaris te geschieden en is het niet aan de verschoningsgerechtigde advocaat om te bepalen of en zo ja welke stukken al dan niet onder zijn verschoningsrecht vallen. Het oordeel of in een zodanig geval bepaalde brieven of geschriften redelijkerwijs in een zodanig direct verband staan met de desbetreffende feiten dat zij kunnen dienen om de waarheid daaromtrent aan het licht te brengen, komt dan in eerste instantie toe aan de rechter-commissaris, bij voorkeur in gezamenlijk overleg met de Deken.

    Ad a: de Belgische doorzoeking

    Op grond van het dossier en het verhandelde in raadkamer kunnen de volgende feiten worden vastgesteld:

    - Onder de naam [C] heeft de Nationale Recherche een onderzoek ingesteld naar, kort gezegd, afpersingen, heling en witwassen van gelden in georganiseerd verband, in welk onderzoek [betrokkene 3] als verdachte is aangemerkt;

    - [Betrokkene 3] is op 2 november 2005 in Thailand geliquideerd. In het kader van het onderzoek naar de moord op [betrokkene 3] heeft op verzoek van de Nederlandse autoriteiten door middel van een rechtshulpverzoek aan België op diezelfde dag een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] in België. Hierbij is onder meer een aantal documenten inbeslaggenomen;

    - Met de dood van [betrokkene 3] is het onderzoek [C] gestaakt, maar wel verder voortgezet onder de naam [D] naar geldstromen in relatie tot witwassen;

    - De Belgische autoriteiten hebben toestemming gegeven om de bij de eerdergenoemde doorzoeking aangetroffen en inbeslaggenomen documenten te gebruiken in het onderzoek [D];

    - In laatstgenoemd onderzoek zijn onder andere [betrokkene 1] én klager als verdachte aangemerkt;

    - Vanaf medio 2002 is klager steeds de raadsman van [betrokkene 1] geweest; klager is ook toen de doorzoeking in haar woning plaatsvond door zijn cliënte in die periode op de hoogte gesteld van die doorzoeking en het feit dat er goederen en documenten inbeslaggenomen waren;

    - Noch [betrokkene 1], noch klager zijn vóór 4 september 2007 tegen dit beslag in enige vorm opgekomen.

    Bovenstaande feiten en omstandigheden brengen in onderling verband en samenhang beschouwd mee dat, zó de bij de doorzoeking inbeslaggenomen documenten al onrechtmatig verkregen zouden zijn, hetgeen in het betreffende onderzoek niet is aangevoerd noch anderszins is vastgesteld, klager daarop in deze procedure geen beroep kan doen. Immers, de documenten zijn inbeslaggenomen in een ander onderzoek dan het onderzoek waarin de rechtmatigheid van de inbeslagneming thans wordt aangevochten, te weten het onderzoek naar de moord op [betrokkene 3] en niet in het onderzoek [C] of [D].

    De officier van justitie heeft dan ook de bij die doorzoeking inbeslaggenomen documenten aan zijn vordering tot doorzoeking in het huidige onderzoek ten grondslag mogen leggen.

    Ad b: de inbreuk op het verschoningsrecht

    Vooropgesteld wordt dat de door de rechter-commissaris op 29 maart 2007 inbeslaggenomen (digitale) documenten in deze beklagprocedure in beginsel alle als objecten van verschoningsrecht hebben te gelden, nu klager zich ten tijde van de doorzoeking - na overleg met en bij monde van de Deken - ten aanzien van alle op dat moment door de rechter-commissaris voor inbeslagneming geselecteerde stukken integraal op dat standpunt heeft gesteld en ook nadien op 5 juni 2007 daadwerkelijk een beroep op dat verschoningsrecht is gedaan, terwijl ook de rechter-commissaris bij zijn verdere beslissingen van dit uitgangspunt is uitgegaan.

    In het onderhavige geval is de rechtbank evenwel met de rechter-commissaris en de officier van justitie van oordeel dat er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die een doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Hiertoe dient het volgende.

    De stukken zijn inbeslaggenomen in een onderzoek dat zich richt op zeer ernstige strafbare feiten. Deze feiten zouden zijn gepleegd door een groep personen, waarvan aannemelijk is dat extreme middelen, zoals ernstige intimidatie en liquidaties, zowel intern als extern worden ingezet om een onderzoek naar de eigen criminele handel en wandel onmogelijk te maken. Het feit dat [betrokkene 3] na een eerder mislukte poging ook daadwerkelijk is geliquideerd onderstreept de gevaarlijke omstandigheden waaronder het onderzoek naar de waarheid moet plaatsvinden.

    De impact van dit onderzoek en de daarmee gelieerde zaken op de samenleving en de rechtsorde is dan ook zeer groot.

    Klager is als verdachte in dit onderzoek aangemerkt. Hij wordt vermoed in zijn hoedanigheid van advocaat betrokken te zijn bij de handel en wandel van die groep personen. Gelet op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT