Eerste aanleg - meervoudig van Centrale Raad van Beroep, 7 de Mayo de 2009

Datum uitspraak 7 de Mayo de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/4351 WUBO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

en

de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)

Datum uitspraak: 7 mei 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 13 juli 2007, kenmerk BZ 7757, JZ/P70/2007, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).

    Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2009. Daar is appellant in persoon verschenen, met bijstand van zijn dochter [naam dochter] en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      1.1. Appellant, geboren in 1932 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in februari 2002 een aanvraag ingediend om in aanmerking te worden gebracht voor onder meer een periodieke uitkering op grond van de Wet. Verweerster heeft die aanvraag toentertijd afgewezen. Bij een besluit na bezwaar van 20 februari 2003 heeft verweerster de afwijzing gehandhaafd. Verweerster heeft weliswaar aanvaard dat appellant getroffen is door oorlogsgeweld in de zin van de Wet (te weten het geconfronteerd zijn met executies in Pare Pare te Celebes) maar heeft overwogen dat niet is voldaan aan de tevens geldende eis dat bij appellant sprake is van lichamelijk en/of psychisch letsel ten gevolge van het ondervonden oorlogsgeweld, leidende tot blijvende invaliditeit. In dat verband heeft verweerster in overeenstemming met medische advisering overwogen dat de bij appellant aanwezige psychische klachten (te weten nachtmerries) in verband staan met het oorlogsgeweld, maar dat de met deze klachten gepaard gaande beperkingen zodanig gering zijn dat niet gesproken kan worden van een blijvende invaliditeit in de zin van de Wet. Met betrekking tot de lichamelijke klachten (hart- en vaatklachten en huid-problemen) heeft verweerster een verband met het oorlogsgeweld niet aanvaard omdat deze volgens verweerster duidelijk uit andere oorzaken zijn ontstaan. Daarbij is in aanmerking genomen dat de huidproblemen aan de benen het gevolg zijn van werkzaamheden in een (fietsen)fabriek, welke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT