Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Hertogenbosch, 12 de Mayo de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Mayo de 2009
Uitgevende instantie:'s-Hertogenbosch

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 08/35974

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2009

inzake

[Eiseres],

geboren op [datum] 1989,

nationaliteit Ethiopische,

verblijvende te Breda,

eiseres,

gemachtigde mr. C.C.H.M. Backerra,

tegen

de minister van Buitenlandse Zaken,

te Den Haag,

verweerder

gemachtigde mr. S.J.M. Leijtens.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om afgifte van een visum voor kort verblijf bij [referent] (hierna: referent) afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 9 september 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiseres op 7 oktober 2008 beroep ingesteld. De gronden van beroep dateren van 6 november 2008.

De zaak is gevoegd behandeld op de zitting van 23 maart 2009 met zaak AWB 08/35971. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is eveneens verschenen bij gemachtigde. Tevens was aanwezig referent [referent], vergezeld door zijn zoon als tolk. Nadien zijn de zaken weer gesplitst en zal in deze zaak seperaat uitspraak worden gedaan.

Overwegingen

  1. Aan de orde is de vraag of het besluit van 9 september 2008 in rechte stand kan houden.

  2. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten. Eiseres heeft op 16 juni 2008, samen met haar vader [naam vader], bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Addis Abeba (Ethiopië) een visum voor kort verblijf aangevraagd om haar halfzus [naam halfzus] en haar gezin in Nederland te bezoeken. Daarbij heeft zij de echtgenoot van haar halfzus, [referent], als referent opgegeven.

  3. Het wettelijk kader luidt als volgt.

  4. Het bestreden besluit is een besluit omtrent de afgifte van een visum. Dit besluit is genomen op basis van het Soeverein Besluit van 12 december 1813. Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt een dergelijk besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, gelijkgesteld met een besluit gegeven krachtens de Vw 2000.

  5. De beoordeling van een visumaanvraag vindt zijn grondslag in het Schengenacquis, dat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999 is geïncorporeerd in de regelgeving van de Europese Unie. De Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (Schengenuitvoeringsovereenkomst), een deel van het Schengenacquis, bevat regels inzake de overschrijding van de buitengrenzen en inzake visa.

  6. De nadere voorschriften voor de toepassing van die regels - gedetailleerde regelgeving en praktische instructies - zijn respectievelijk vastgesteld in het Gemeenschappelijk handboek (PB C 313 van 16 december 2002) en de Gemeenschappelijke instructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten (Gemeenschappelijke Visuminstructie; PB C 326 van 22 december 2005; hierna: GVI).

  7. De Schengengrenscode (hierna: SGC) vindt zijn basis blijkens considerans (1) en (2) in de artikelen 61 en 62 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag) en regelt de toegang tot de lidstaten met ingang van 13 oktober 2006, de datum van zijn inwerkingtreding. Het Gemeenschappelijk handboek, alsmede de artikelen 2 tot en met 8 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, die de toegang tot de lidstaten regelen, zijn op grond van artikel 39 van de SGC per 13 oktober 2006 ingetrokken.

  8. In de GVI, die zijn grondslag vindt in artikel 62 van het EG-verdrag, zijn de artikelen 9 tot en met 17 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, die het eenvormig visum voor kort verblijf regelen, uitgewerkt.

  9. Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van toegang en visa drie rechtsbronnen van kracht zijn, te weten de Schengenuitvoeringsovereenkomst, de Schengengrenscode en de Gemeenschappelijke Visuminstructie. Deze rechtsbronnen zijn als algemeen verbindende voorschriften verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks van toepassing in alle lidstaten. Om als visumplichtig persoon toegang tot een lidstaat te verkrijgen, zal derhalve voldaan dienen te worden aan de in genoemde rechtsbronnen gestelde voorwaarden. De relevante onderdelen van de rechtsbronnen worden hieronder genoemd.

  10. Op grond van artikel 15 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst mag een visum in beginsel slechts worden afgegeven, voor zover de vreemdeling voldoet aan de toegangsvoorwaarden genoemd in artikel 5, eerste lid, van de SGC. Artikel 5, eerste lid, van de SGC luidt - voor zover thans hier van belang - als volgt:

    Voor onderdanen van derde landen gelden de volgende toegangsvoorwaarden voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden:

    1. het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven, alsmede beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen rechtmatig te verwerven;

    2. niet worden beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name niet om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staan in de nationale databanken van de lidstaten.

  11. In hoofdstuk III van de GVI is met betrekking tot de waarborgen voor de terugkeer en de middelen van bestaan aangegeven dat een visumplichtige vreemdeling die het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij wenst binnen te komen, de aangezochte diplomatieke of consulaire post ervan dient te overtuigen dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt en dat er waarborgen bestaan voor de terugkeer naar zijn land van herkomst.

  12. In hoofdstuk V van de GVI, handelend over de behandeling van en de beslissing op de aanvraag, is aangegeven dat een van de fundamentele toetsingscriteria bij de beoordeling van een visumaanvraag de bestrijding van illegale immigratie betreft. De behandeling van visumaanvragen heeft tot doel de aanvragers te onderkennen die voornemens zijn te emigreren en door middel van een visum voor toeristische, zakelijke of werkdoeleinden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT