Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 22 de Junio de 2009

Datum uitspraak22 de Junio de 2009
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Hoge Raad der Nederlanden

Derde Kamer

Nr. 08/02959

13 augustus 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van Fiscale Eenheid X N.V. c.s. te Amsterdam (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 13 juni 2008, nr. AWB 06/7119, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

  1. Het geding in feitelijke instantie

    Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, alsmede een boete. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

    Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank.

    De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de boete vernietigd, de boete verminderd en de uitspraak met betrekking tot de naheffingsaanslag gehandhaafd. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

    De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 22 juni 2009 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en het door de Hoge Raad zelf afdoen van de zaak.

  3. Beoordeling van de middelen

    3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    3.1.1. Binnen belanghebbende als eenheid in de zin van artikel 7, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) houden N.V. F en N.V. G (hierna: de vennootschappen) zich bezig met de levering van gas, elektriciteit en/of warmte.

    3.1.2. Gedurende het onderwerpelijke naheffingstijdvak zijn aan de afnemers van de vennootschappen periodiek acceptgiro's toegezonden dan wel door middel van automatische incasso bedragen van hun rekening afgeschreven. De op de acceptgiro's vermelde bedragen en de afgeschreven bedragen betroffen de levering van gas, elektriciteit en/of warmte door de vennootschappen, alsmede voor derden te innen bedragen. Deze bedragen waren - met uitzondering van voor derden te innen afval- en reinigingsrechten en het zuiveringsrecht - inclusief omzetbelasting. Het bedrag daarvan stond uitdrukkelijk op de acceptgiro en bij de afschrijving vermeld. Belanghebbende heeft deze bedragen aan omzetbelasting telkens tijdig op aangifte voldaan.

    3.1.3. Eenmaal per jaar werd aan de afnemers een eindafrekening (hierna: de jaarafrekening) verstrekt die in het onderwerpelijke naheffingstijdvak was geredigeerd volgens onderstaand voorbeeld:

    (...)

    Datum (...)

    Factuur (...)

    Periode (...)

    (...)

    Exclusief btw Inclusief btw

    Energie

    Natuurstroom f 463,68 f 551,41

    Gas f 141,39 f 168,22

    Warmte f 977,91 f 1.162,76

    Gefactureerd voor derden

    Afval- & Rein.recht f 401,60 f 401,60

    Zuiveringsrecht f 319,29 f 319,29

    Totaal f 2.303,87 f 2.603,28 (f 299,41 btw)

    Af:Reeds gefactureerde termijnen f 2.589,72 -

    (...) Totaal te betalen f 13,56 is 6,15 Euro

    (...)

    3.2. De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende de op de jaarafrekeningen als 'btw' vermelde bedragen verschuldigd is op grond van artikel 37 van de Wet.

    3.3. Middel III verzet zich tegen het hiervoor in 3.2 vermelde oordeel met onder meer het betoog dat het als 'btw' op de jaarafrekening vermelde bedrag niet onder het toepassingsbereik van artikel 37 van de Wet valt. In zoverre slaagt dit middel.

    De jaarafrekening betreft een specificatie van de in de betreffende periode geleverde hoeveelheden gas, elektriciteit en/of warmte, en de voor derden geïnde bedragen. Voorts omvat de jaarafrekening het totaal van de voor die leveringen verschuldigde bedragen inclusief omzetbelasting met direct daaronder vermeld het totaalbedrag van de 'reeds gefactureerde termijnen'. Het verschil tussen deze twee totaalbedragen vormt het bedrag dat de afnemer alsnog moet (bij)betalen. Dit een en ander betekent dat de jaarafrekening moet worden aangemerkt als een herberekening van de eerder periodiek in rekening gebrachte bedragen.

    Het op de jaarafrekening achter 'Totaal' tussen haken vermelde bedrag aan omzetbelasting ('btw') omvat klaarblijkelijk het totaal aan omzetbelasting dat in de loop van de periode van de afnemer is ontvangen en dat door belanghebbende op periodieke aangiften is voldaan, en is in zoverre niet een bedrag aan omzetbelasting dat is begrepen in het bij de onderwerpelijke factuur aan de afnemer in rekening gebrachte bedrag. In zoverre is geen sprake van het op een factuur vermelden van omzetbelasting die niet anders dan op grond van artikel 37 van de Wet verschuldigd is geworden.

    Voor zover het op de jaarafrekening tussen haken vermelde bedrag aan omzetbelasting ('btw') tevens een bedrag aan omzetbelasting omvat dat begrepen is in het bij te betalen bedrag, heeft het volgende te gelden. Het betreft hier omzetbelasting die belanghebbende wegens verrichte leveringen op grond van artikel 1, letter a, van de Wet verschuldigd was geworden en welke bedragen aan omzetbelasting door middel van de onderwerpelijke factuur voor het eerst aan de afnemers in rekening werden gebracht. Mitsdien kan ook met betrekking tot deze bedragen niet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van het op een factuur vermelden van omzetbelasting die niet anders dan op grond van artikel 37 van de Wet verschuldigd is geworden.

    Gelet op het hiervoor overwogene kan de uitspraak van de Rechtbank niet in stand blijven. De middelen behoeven voor het overige geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

  4. Proceskosten

    De Minister van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verklaart het beroep in cassatie gegrond,

    vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,

    vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking,

    gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 433, en

    veroordeelt de Minister van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 966 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2010.

    Nr. 08/02959

    Derde kamer (A)

    Omzetbelasting 1 januari 2001 - 31 december 2002

    PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

    MR. M.E. VAN HILTEN

    ADVOCAAT-GENERAAL

    Conclusie van 22 juni 2009 inzake:

    fiscale eenheid X N.V. c.s.

    tegen

    de staatssecretaris van Financiën

  6. Inleiding

    Belanghebbende is een nutsbedrijf. Zoals bij nutsbedrijven te doen gebruikelijk, int zij van haar afnemers - voor zover in cassatie van belang: ondernemers in de zin van de omzetbelasting - maandelijks 'voorschotbedragen', waarna aan het eind van een termijn van twaalf maanden een 'jaarafrekening' volgt. Op de acceptgiro's en de automatische incasso's die als 'voorschotnota' dienst doen is een bedrag aan omzetbelasting vermeld. Dat is ook het geval bij de jaarafrekeningen. Tussen partijen is niet in geschil dat een deel van belanghebbendes afnemers twee maal omzetbelasting in aftrek brengt: eenmaal naar aanleiding van de 'voorschotnota' en eenmaal naar aanleiding van de jaarafrekening. Bij de in geding zijnde naheffingsaanslag heeft de Inspecteur(1) op de voet van artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) op de jaarafrekeningen vermelde omzetbelasting nageheven. De vraag is of dat juist is.

  7. Feiten en procesverloop

    2.1. Belanghebbende, een fiscale eenheid in de zin van artikel 7, lid 4 van de Wet houdt zich - voor zover hier van belang - bezig met de distributie van gas en elektra. De tot belanghebbende behorende vennootschappen N.V. F en N.V. G leveren elektriciteit en aardgas aan particulieren en klein zakelijke afnemers. De facturering hiervan wordt verzorgd door en op naam van N.V. H, welke vennootschap eveneens deel uitmaakt van belanghebbende. Belanghebbende doet voor alle vennootschappen die deel van haar uitmaken aangifte omzetbelasting op één aangiftebiljet.

    2.2. Ter zake van vorenbedoelde energieleveringen berekent belanghebbende haar afnemers periodiek (maandelijks)(2) zogenoemde 'voorschotbedragen'. Dat geschiedt door middel van zogeheten optisch leesbare acceptgiro's (hierna: OLA's), of door middel van automatische incasso's (hierna: AI's). Van dergelijke OLA's en AI's zijn in het dossier voorbeelden opgenomen.(3) Ik ga ervan uit dat deze voorbeelden representatief zijn voor alle OLA's en AI's die gedurende het litigieuze tijdvak gebruikt zijn. Op de OLA's en op de (bank)rekeningafschriften van de afnemers waarop de AI's zijn vermeld (en welke ik hierna kortweg als AI aanduid), zijn - voor zover hier van belang - vermeld een klantnummer, een factuurnummer(4), de termijn waarop de afrekening betrekking heeft (in de tot de stukken behorende OLA: 'OKT-02' en in het rekeningafschrift van de AI: 'DEC 2002'), een bedrag aan omzetbelasting (op de OLA: 'BTW-bedrag 291,98' en in de AI: 'BTW 30,42') en een bedrag inclusief omzetbelasting. Op de OLA's staan bovendien een 'factuurdatum' (die valt in de termijn waarop de afrekening betrekking heeft: de tot de stukken behorende OLA met betrekking tot de periode oktober 2002 heeft als 'factuurdatum' 24 oktober 2002).

    2.3. De op de OLA's en AI's vermelde omzetbelasting heeft belanghebbende op aangifte afgedragen.

    2.4. Eens per jaar(5) verstrekt belanghebbende haar afnemers een eindafrekening (hierna: jaarafrekening). De eerste bladzijde van deze jaarafrekeningen is - uitgaande van de tot de gedingstukken behorende voorbeelden daarvan(6) - voor zover van belang...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT