Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Zutphen, 19 de Agosto de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Agosto de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Zutphen

vonnis

RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Civiel – Afdeling Handel

zaaknummer / rolnummer: 100983 / HA ZA 09-297

Vonnis van 19 augustus 2009

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [plaats],

eiseres,

advocaat mr. S.H. van Os te Leusden,

tegen

[gedaagde],

wonende te [plaats],

gedaagde,

advocaat mr. K.G. van de Streek te Elburg.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 20 mei 2009

    - het proces-verbaal van comparitie van 17 juni 2009

    - de brief van mr. Van Os van 2 juni 2009 met producties 15, 16 en 17 als bijlagen

    - de brief van mr. Van der Streek van 5 juni 2009 met productie 9 als bijlage.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De feiten

    2.1. Partijen zijn broer en zus. De vader van partijen zijn overleden toen zij beide minderjarig waren. De moeder van partijen (hierna ook: de moeder) is overleden op

    [2006] zonder een testament achter te laten. Op dat moment was zij negentig. Partijen zijn de enige erfgenamen. De moeder heeft van 1997 tot aan haar dood in een verzorgingshuis gewoond.

    2.2. [gedaagde] heeft vanaf 1990 tot aan het overlijden van de moeder beschikt over een volmacht om vanaf de rekeningen van de moeder overschrijvingen te doen.

    2.3. De moeder heeft haar woning in 1997 vrij van hypotheek verkocht waarna zij via de notaris een bedrag van f 186.399,38 (€ 84.584,35) heeft ontvangen.

    2.4. Na het overlijden van de moeder bleek dat de haar bankrekeningen onvoldoende saldo hadden om daarvan alle begrafeniskosten te betalen. Om die reden is geen batig saldo van bankrekeningen verdeeld. Wel zijn partijen in samenspraak overgegaan tot verdeling van sieraden en andere roerende zaken.

    2.5. In een brief van [gedaagde] aan mevrouw mr. A.B.L. Weijers (gemachtigde van [eiseres]) van 1 juli 2007 staat:

    “(…) Alle papieren hebben al die jaren op de kamer van mijn moeder gelegen in het bejaardencentrum, dus zij heeft al die jaren alles in kunnen zijn wanneer zij dat maar wilde. Zij heeft daar nooit gebruik van gemaakt tijdens het leven van mijn moeder. (…) Mijn moeder heeft geleefd zoals zij wilde maar mijn zus, naar nu blijkt, had waarschijnlijk liever gewild dat mijn moeder onder curatele werd gehouden. Verder is mijn zus kennelijk vergeten dat mijn moeder 9 jaar in het bejaardencentrum heeft gewoond en dan teer je behoorlijk in als je in de hoogste klasse valt. (…)”.

    2.6. Mr. Weijers heeft in een brief van 20 juli 2007 het volgende namens [eiseres] geschreven aan [gedaagde]:

    “(…) Ik had graag telefonisch met u willen overleggen over de meest praktische wijze om het inzagerecht van uw zuster te effectueren.

    Omdat u hiervoor niet voelt, verzoek ik u mij de navolgende bescheiden van uw moeder toe te zenden, zodat uw zuster deze op mijn kantoor kan inzien:

    - De bankafschriften van de laatste vijf jaren;

    - (een kopie van) de leveringsakte van de door uw moeder ongeveer 10 jaar geleden verkochte woning en de afrekening terzake;

    - kopieën van de belastingaangiften van de laatste vijf jaren.

    Uiteraard zal ik ervoor zorgdragen dat de bescheiden bij u terugkomen. (…)”.

    2.7. In een brief van mr. Weijers aan [gedaagde] van 18 september 2007 staat:

    “(…) Omdat de bankafschriften van de spaarrekening van uw moeder over eerdere jaren niet meer beschikbaar waren, heb ik bij de betreffende bank een historisch overzicht gevraagd. Hieruit is gebleken dat ten laste van de spaarrekening van uw moeder de volgende bedragen zijn afgeschreven:

    Jaar 1999: f. 58.600,=;

    jaar 2000: f. 25.109,95;

    jaar 2001: € 15.676,=

    jaar 2002: € 15.801,68;

    jaar 2003: € 10.519,57

    jaar 2004: € 2.657,55

    Ter bepaling van de legitieme portie van uw zuster, zou ik graag van u vernemen, waarvoor de afgeschreven bedragen zijn aangewend. (…)”.

    2.8. In een brief van de gemachtigde van [gedaagde] aan mr. Weijers van 22 november 2007 staat:

    “(…) Bij brief van 6 november jl. verzoekt u cliënt duidelijkheid te geven omtrent het vermogensverloop van erflaatster over de jaren 1999 tot 2004. Cliënt is echter niet in staat noch verplicht hierover duidelijkheid te verschaffen.

    Erflaatster heeft een volmacht aan cliënt gegeven voor haar bankrekeningen. Cliënt heeft hier echter nimmer gebruik van gemaakt. Erflaatster beschikte zelf over haar vermogen en regelde zelf haar bankzaken. Zij betrok cliënt niet bij haar beslissingen. (…)

    Erflaatster heeft de laatste jaren op haar vermogen moeten interen vanwege het feit dat de kosten van het bejaardenhuis hoger waren dan haar eenvoudige inkomen kon dragen. Tevens is bekend dat erflaatster graag goede doelen steunde en geld gaf aan de kerk en zending. Ook uw cliënte is hiervan op de hoogte. (…)”.

    2.9. In een brief van de gemachtigde van [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiseres] van 26 februari 2008 staat:

    “(…) op uw verzoek zal ik namens cliënt hieronder een toelichting geven omtrent de bedragen die door erflaatster op zijn rekening zijn gestort.

    Zoals al eerder aangegeven heeft erflaatster het grootste gedeelte van haar vermogen weggegeven aan goede doelen. Het betrof met name zendingswerk. Erflaatster werd dan ook vaak benaderd door Stichtingen, met het verzoek om een schenking te doen. Hier werd dan een acceptgirokaart bijgevoegd. Op de acceptgirokaarten werd telkenmale abusievelijk het adres van cliënt vermeld. Hierdoor was het voor erflaatster niet mogelijk een acceptgirokaart te gebruiken. Na overleg met de bank werd besloten dat erflaatster het geld op de rekening van cliënt zou overmaken, waarna hij het per ommegaande op rekening van het goede doel stortte. Erflaatster gaf hierbij de acceptgirokaart aan cliënt, zodat hij wist op welke rekening hij het bedrag moest storten. Cliënt gaf het stortingsbewijs vervolgens af aan erflaatster, zodat voor haar was te controleren dat cliënt het geld daadwerkelijk had gestort.

    (…)

    Als voorbeeld treft u bijgevoegd tevens aan een kopie van een bankafschrift van cliënt, waaruit blijkt dat het overgemaakte bedrag per direct door cliënt werden opgenomen, om vervolgens gestort te worden op de rekening van het goede doel. (…)”.

    2.10. In reactie op de brief van 26 februari 2008 heeft de gemachtigde van [eiseres] in een brief van 26 maart 2008 het volgende bericht:

    “(…) Uit de kopie van het rekeningafschrift van uw cliënt blijkt weliswaar dat er een bedrag van fl. 5.100,- door hem ontvangen is van erflaatster en dat dit bedrag via aan kasopname in contanten is opgenomen. Er is echter geen document bijgevoegd waaruit blijkt dat dit bedrag vervolgens is doorgestort op de rekening van het betreffende goede doel. (…)

    Namens cliënte verzoek ik uw cliënt dan ook om elke betaling aan het goede doel vanaf het jaar 1999, een kopie van het betreffende bankafschrift van uw cliënt of stortingsbewijs te sturen. Hierbij moet het dan uiteraard ook duidelijk zijn op welke rekeningnummer en aan welk goed doel, het geld is doorgestort.

    Tevens ontvang ik graag een verklaring van de omschrijving ‘ Gr(oene) Land (x kwartaal)’ bij overschrijvingen van erflaatster naar uw cliënt. (…)”.

    2.11. In een brief van de gemachtigde van [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiseres] van 29 april 2008 staat:

    “(…) Cliënt kan helaas niet tegemoet komen aan uw verzoek om van elke betaling aan de goede doelen een bewijsstuk te overleggen in de vorm van een stortingsbewijs of een bankafschrift. De bedragen zijn steeds daags na de overschrijvingen door erflaatster contant opgenomen van de rekening van cliënt (hiervan kan cliënt indien gewenst kopieën van bankafschriften laten zien). Vervolgens zijn de bedragen nog diezelfde dag contant doorgestort naar de rekening van het goede doel. Cliënt heeft de stortingsbewijzen steeds ingeleverd bij erflaatster. Op deze manier was voor erflaatster te controleren dat de door haar gewenste schenking inderdaad had plaatsgevonden. De stortingsbewijzen zijn na haar overlijden niet aangetroffen bij haar spullen.

    Wat betreft de omschrijving: Gr Land (x kwartaal) kan cliënt duidelijk zijn: hij weet niet wat erflaatster hiermee bedoelde. Wel is het zo dat veel goede doelen te maken hadden met het Grote Land (zending e.d.).

    Cliënt heeft een lijst gemaakt van alle goede doelen die hij zich kan herinneren waar erflaatster schenkingen aan heeft gedaan. Bijgevoegd treft u deze aan. Het staat uw cliënte uiteraard vrij deze goede doelen te benaderen om de schenkingen in te korten. (…)”.

    Op de lijst die bij de brief van 29 april 2008 is gevoegd, zijn 45 Nederlandse goede doelen genoemd. Verder staat op de lijst: “Ook gaf zij een aantal keren per jaar gelden aan de kerk. Verder steunde zij mensen van de kerk die werden uitgezonden naar het buitenland.”

    2.12. In een brief van 23 mei 2008 heeft de gemachtigde van [eiseres] een aantal vragen gesteld. Één van die vragen was: “Als erflaatster zelf haar bankzaken en administratie regelde, zoals u stelt in uw brief van 22 november 2007, hoe komen de betreffende goede doelen dan aan het adres van uw cliënt?”. De gemachtigde van [gedaagde] heeft het door [gedaagde] zelf geformuleerde antwoord op deze vraag als volgt weergegeven in een brief van 30 mei 2008: “Administratie: Door tijdelijke ziekte (voor 1999) van onze moeder is de administratie tijdelijk door ondergetekende geregeld. Wellicht is mijn adres in bepaalde administraties terecht gekomen, anders zou ik hiervoor geen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT