Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 9 de Octubre de 2009

Datum uitspraak 9 de Octubre de 2009
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200900220/1/V3.

Datum uitspraak: 9 oktober 2009

Raad van State

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de minister van Buitenlandse Zaken,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 9 december 2008 in zaak nr. 08/26023 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de minister van Buitenlandse Zaken.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 25 maart 2008 heeft de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen afgewezen.

    Bij besluit van 15 juli 2008 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

    Bij uitspraak van 9 december 2008, verzonden op 12 december 2008, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 9 januari 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

    De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

    Vervolgens is het onderzoek gesloten.

  2. Overwegingen

    2.1. In de enige grief klaagt de minister dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de relevante feiten in deze zaak identiek zijn aan de feiten die hebben geleid tot de bij uitspraak van 22 oktober 2007 in zaak nr. 06/852 door de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, (JV 2008/23) gestelde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof). De rechtbank heeft volgens de minister op die grond ten onrechte overwogen dat hij zich in het besluit van 15 juli 2008 onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling geen rechten kan ontlenen aan artikel 7 van Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Turkije (hierna: besluit nr. 1/80) omdat de aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht is ingetrokken en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT