Voorlopige voorziening van Rechtbank Dordrecht, 5 de Noviembre de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Noviembre de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Dordrecht

RECHTBANK DORDRECHT

Sector Bestuursrecht

procedurenummer: AWB 09/1144

uitspraak van de voorzieningenrechter

inzake

  1. [naam], zetelend te [adres], en

  2. [naam], zetelend te [adres],

    verzoeksters,

    gemachtigde: mr. I.L. Haverkate, advocaat te Amsterdam,

    tegen

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam, verweerder,

    gemachtigde: mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam.

  3. Ontstaan en loop van het geding

    Bij besluit van 31 augustus 2009 heeft verweerder verzoekster sub 2 gelast het gebruik van het [adres]es] te [woonplaats] voor detailhandelsdoeleinden te staken binnen twee weken na verzending van dit besluit. Daarbij heeft verweerder bepaald dat bij niet voldoening aan deze last verzoekster sub 2 een dwangsom van € 31.000,- per week verbeurt met een maximum van € 310.000,-.

    Tegen dit besluit hebben verzoeksters bij brief van 3 september 2009 bezwaar gemaakt bij verweerder.Verzoeksters hebben verweerder daarin verzocht in te stemmen met het instellen van rechtstreeks beroep bij de rechtbank.

    Bij een tweede brief van 3 september 2009 hebben verzoeksters de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht verzocht om een voorlopige voorziening.

    Bij besluit van 9 september 2009 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.

    Bij brief van 21 september 2009 heeft verweerder de rechtbank Dordrecht verzocht het bezwaarschrift van verzoeksters van 3 september 20009 als beroepschrift in behandeling te willen nemen.

    Het verzoek om voorlopige voorziening is op 21 september 2009 ter zitting behandeld.

    Verzoeksters zijn verschenen bij gemachtigden.

    Verweerder is verschenen bij gemachtigde, vergezeld van de heer [naam], werkzaam bij de gemeente Alblasserdam.

  4. Overwegingen

    2.1. Wettelijk kader

    2.1.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    Ingevolge artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

    Op 1 juli 2009 zijn ingevolge het Besluit van 25 juni 2009 de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht en de Aanpassingswet vierde tranche Awb in werking getreden. Ingevolge artikel IV van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht blijft, indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, het recht gelden zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing. In dit geval is de in geding zijnde last onder dwangsom opgelegd vanwege een overtreding die (ook nog) plaatsvond na 1 juli 2009, zodat het nieuwe recht hierop van toepassing is.

    2.1.2. Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (hierna: Invoeringswet Wro) in werking getreden. Ingevolge artikel 9.1.4, tweede lid, van de Invoeringswet Wro behoudt een bestemmingsplan dat vóór de inwerkingtreding van de Wro is vastgesteld, de werking die het onder de WRO had.

    Ter plaatse van het per[adres]es], waar het in het geding zijnde pand is gelegen, geldt het bestemmingsplan “[adres]”, vastgesteld in 1979. Aan de gronden is ingevolge dit bestemmingsplan de bestemming “Bedrijven” (B) gegeven.

    Artikel 10 “Bedrijven (B)” van de planvoorschriften van dit bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) bepaalt dat de gronden met de bestemming bedrijven zijn bestemd voor vestiging van bedrijven met uitzondering van detailhandelsbedrijven.

    Artikel 1, zesde lid, van de planvoorschriften definieert “detailhandel” als:

    het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker, een en ander met uitzondering van straathandel of rivierhandel.

    Artikel 16, eerste lid, van de planvoorschriften bepaalt dat het verboden is bouwwerken en onbebouwde gronden te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.

    Artikel 16, derde lid, van de planvoorschriften bepaalt dat het in het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT