Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Hertogenbosch, 27 de Julio de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak27 de Julio de 2009
Uitgevende instantie:'s-Hertogenbosch

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 08/26614

Uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2009

inzake

[eiser],

geboren op [datum] 1966,

gestelde Angolese nationaliteit,

verblijvende te [plaats],

eiser,

gemachtigde mr. P.J.M. van Kuppenveld,

tegen

de staatssecretaris van Justitie,

te Den Haag,

verweerder,

gemachtigde mr. G.M.H. Hoogvliet.

Procesverloop

Bij brief van 20 februari 2008 heeft de gemachtigde van eiser bij verweerder gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de omstandigheid dat verweerder geen aanbod in het kader van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (hierna: Ranov) heeft gedaan.

Bij besluit van 18 juli 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Hiertegen heeft eiser op 23 juli 2008 beroep ingesteld.

Bij besluit van 28 januari 2009 heeft verweerder het besluit op bezwaar van 18 juli 2008 ingetrokken en het bezwaar van eiser van 20 februari 2008 ongegrond verklaard.

Met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt voormeld beroep geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 28 januari 2009. Nadien – op 27 februari 2009 en 7 april 2009 – heeft de gemachtigde van eiser – opnieuw – de gronden van het beroep aangevuld.

De zaak is behandeld op de zitting van 12 juni 2009, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

  1. De rechtbank constateert dat eiser zijn beroep heeft gericht tegen het besluit van 18 juli 2008. Aangezien verweerder dit besluit bij het latere besluit van 28 januari 2009 heeft ingetrokken, is de rechtbank van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het ingetrokken besluit van 18 juli 2008. Het beroep, voor zover gericht tegen het ingetrokken besluit van 18 juli 2008, is derhalve niet-ontvankelijk.

  2. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit van 28 januari 2009 in rechte stand kan houden.

  3. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten. Eiser heeft in 1994 een asielaanvraag ingediend. Deze procedure is afgesloten met een uitspraak van 27 oktober 1998, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. Op 9 mei 2000 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend. Deze procedure is afgesloten met een uitspraak van 15 juni 2004, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. Niet gebleken is dat hiertegen een rechtsmiddel is aangewend. Voorts heeft eiser op 21 april 2008 een aanvraag regulier bepaalde tijd met als doel "conform beschikking staatssecretaris van Justitie" ingediend, welke aanvraag bij besluit van 27 juni 2008 buiten behandeling is gesteld. Niet gebleken is dat hiertegen een rechtsmiddel is aangewend.

  4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van de Ranov, omdat eiser niet voldoet aan de eis dat hij sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland heeft verbleven. Derhalve voldoet eiser volgens verweerder niet aan de voorwaarden van het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2007/11 inzake de Ranov. Verweerder wijst erop dat eiser op 21 december 2004 in België asiel heeft aangevraagd. Er is aldus sprake van een zogenaamde Dublinclaim "in" van België van 14 april 2005. Daarnaast heeft eiser op 9 mei 2005 een asielaanvraag ingediend in Frankrijk. Er is derhalve tevens sprake van een Dublinclaim "in" van Frankrijk van 22 juli 2005. Eiser heeft het vorenstaande niet betwist. Hiermee staat aantoonbaar vertrek uit Nederland vast, zodat verweerder terecht en op goede gronden aan eiser geen aanbod heeft gedaan op grond van de Ranov. Verweerder ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 4:84 van de Awb. Ten aanzien van de door eiser aangevoerde medische aspecten alsmede eisers beroep op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is verweerder van mening dat dit buiten het beoordelingskader van de onderhavige procedure valt en dat eiser desgewenst een daartoe strekkende aanvraag kan indienen.

  5. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij onder de Ranov valt, althans dat vanwege alle bijzondere feiten en omstandigheden van zijn geval verweerder gebruik had moeten maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid ex art. 4:84 van de Awb. Eiser wijst erop dat hij sinds zijn eerste asielaanvraag, te weten 9 juni 1998, in Nederland verblijft en dat hij kinderen hier te lande heeft. Eiser doet een beroep op artikel 8 van het EVRM. Voorts wijst hij op de omstandigheden dat hij, nu al weer vele jaren geleden, net niet onder het driejarenbeleid viel, dat hij ondanks dat hij uitgeprocedeerd was nimmer uit Nederland is verwijderd en dat zijn medische toestand slecht is. Ten aanzien van de stelling van verweerder dat er geen sprake is van ononderbroken verblijf stelt eiser, onder verwijzing naar een historisch adresuittreksel uit de Gemeentelijke Basis Administratie (hierna:GBA), dat hij op 28 november 1996 in de GBA is ingeschreven en dat hij nooit meer is uitgeschreven. Hij is volgens de GBA steeds in Nederland blijven wonen. Zijn verblijf in België en Frankrijk had te maken met zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT