Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 4 de Diciembre de 2009

Datum uitspraak 4 de Diciembre de 2009
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

4 december 2009

Eerste Kamer

08/00111

EE/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

ASB GREENWORLD B.V.,

gevestigd te Vlissingen,

EISERES tot cassatie,

advocaten: mrs. E. Grabandt en J. Brandt,

t e g e n

  1. [Verweerder 1],

    kantoorhoudende te [plaats],

  2. [Verweerder 2],

    wonende te [woonplaats],

  3. [Verweerder 3],

    wonende te [woonplaats],

    VERWEERDERS in cassatie,

    advocaat: mr. M.W. Scheltema,

  4. De Stichting NEDERLANDS ARBITRAGE INSTITUUT,

    gevestigd te Rotterdam,

    VERWEERSTER in cassatie,

    advocaat: aanvankelijk mr. M. Ynzonides, thans mr. R.A.A. Duk.

    Eiseres zal hierna ook worden aangeduid als Greenworld; verweerders onder 1, 2 en 3 gezamenlijk als de arbiters en verweerster onder 4 als het NAI.

  5. Het geding in feitelijke instanties

    Greenworld heeft bij exploten van 14 en 19 juli 2004 de arbiters en het NAI gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd,

    1. voor recht te verklaren dat de arbiters en het NAI jegens Greenworld aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden en zal lijden als gevolg van het onrechtmatige handelen van de arbiters en het NAI en dat zij gehouden zijn tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat, en

    2. de arbiters en het NAI hoofdelijk te veroordelen om bij wijze van voorschot van de onder I bedoelde schadevergoeding, aan Greenworld een bedrag van € 50.000,-- te betalen, zijnde een deel van de door haar geleden schade.

    De arbiters en het NAI hebben de vordering bestreden.

    De rechtbank heeft bij vonnis van 22 juni 2005 de vorderingen afgewezen.

    Tegen dit vonnis heeft Greenworld hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

    Bij arrest van 6 september 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  6. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof heeft Greenworld beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De arbiters en het NAI hebben afzonderlijk geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor Greenworld toegelicht door haar advocaat en mr. L. van den Eshof, advocaat bij de Hoge Raad; voor de arbiters is de zaak toegelicht door hun advocaat en mr. M.S. van Muijden, advocaat bij de Hoge Raad; voor het NAI is de zaak toegelicht door mrs. M. Ynzonides en M. Koedoot, advocaten te Amsterdam.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.

  7. Beoordeling van het middel

    3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    (i) Nadat tussen Sagro Aannemingsmaatschappij Zeeland B.V. (hierna: Sagro) enerzijds en de Duitse vennootschap [A] Gmbh & Co (hierna: [A]) en Greenworld anderzijds een geschil was ontstaan over de betaling van een aantal in het kader van de uitvoering van een aannemingsovereenkomst door Sagro verzonden facturen, is door Sagro bij het NAI arbitrage aangevraagd tegen zowel [A] als Greenworld.

    (ii) De administrateur van het NAI heeft met toepassing van de zogeheten lijstprocedure, waaraan ook Greenworld haar medewerking heeft verleend, de arbiters als zodanig benoemd.

    (iii) In de arbitrageprocedure heeft Greenworld bij incidentele memorie beroep gedaan op de onbevoegdheid van de arbiters. Op 11 februari 2000 hebben de arbiters een scheidsrechterlijk tussenvonnis, tevens gedeeltelijk eindvonnis, gewezen waarin zij, onder meer, zich bevoegd hebben verklaard tot beslechting van het geschil.

    (iv) Greenworld en [A] hebben een kort geding tegen Sagro aangespannen waarin zij onder meer een verbod tot (verdere) tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis vorderden, welke vordering bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Middelburg van 5 juni 2000 is afgewezen.

    (v) De door Greenworld en [A] bij de rechtbank Middelburg ingestelde vordering tot vernietiging van het arbitrale vonnis van 11 februari 2000 is bij vonnis van 24 januari 2001 afgewezen.

    (vi) In het door Greenworld en [A] tegen dat vonnis van de rechtbank Middelburg van 24 januari 2001 ingestelde hoger beroep heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest van 18 februari 2004 dat vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het arbitrale vonnis van 11 februari 2000 vernietigd voorzover gewezen tussen Sagro enerzijds en Greenworld anderzijds.

    (vii) In het door [A] en Greenworld tegen dit arrest van 18 februari 2004 ingestelde beroep in cassatie is Greenworld bij arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2006 niet-ontvankelijk verklaard en is het cassatieberoep van [A] verworpen.

    3.2 In de onderhavige zaak herhaalt Greenworld haar door de arbiters verworpen betoog dat geen geldige overeenkomst tussen haar en Sagro bestond die grondslag voor arbitrage tussen deze partijen kon opleveren, zodat de arbiters niet bevoegd waren een vonnis te wijzen waarin mede ten laste van Greenworld veroordelingen werden uitgesproken. Aan de hiervoor in 1 vermelde vordering legt Greenworld ten grondslag dat de arbiters onrechtmatig hebben gehandeld door, ondanks het verweer dat een arbitrageovereenkomst ontbrak, welbewust hun bevoegdheid aan te nemen in de door Sagro aangespannen arbitrageprocedure en veroordelende vonnissen jegens Greenworld te wijzen, waardoor zij inbreuk hebben gemaakt op haar recht om geschilbeslechting door de gewone burgerlijke rechter te laten plaatsvinden. Volgens Greenworld heeft ook het NAI zelfstandig onrechtmatig jegens Greenworld gehandeld, nu de processtukken aan het NAI zijn toegezonden en het NAI derhalve wist dat een arbitrageovereenkomst ontbrak, en het NAI onvoldoende toezicht heeft gehouden op de arbiters.

    3.3 De rechtbank wees de vorderingen van Greenworld af. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof overwoog, samengevat, onder meer het volgende.

    1. De arbiters hebben hun beslissing van 11 februari 2000 waarbij zij zich bevoegd hebben verklaard de geschillen te beslechten (alsmede de daarna door hen genomen beslissingen) genomen als arbiters in de zin van Boek 4 Rv. Dat nadien, nadat door Greenworld het in art. 1064 leden 1 en 2 Rv. bedoelde rechtsmiddel was ingesteld, in rechte onherroepelijk is komen vast te staan dat zij zich ten onrechte bevoegd verklaard hebben, betekent niet dat zij hun beslissingen, ook jegens Greenworld, niet als arbiters in de zin van Boek 4 Rv. hebben genomen. (rov. 3)

    2. Bij beantwoording van de vraag of de arbiters zich als arbiters (in de zin van Boek 4 Rv.) onrechtmatig jegens Greenworld gedragen hebben, en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de gevolgen van hun beslissing(en), dient eenzelfde - ook door de rechtbank gehanteerde - maatstaf te worden gehanteerd als die welke geldt voor overheidsrechters, met betrekking waartoe de Hoge Raad uitgangspunten heeft geformuleerd in zijn arrest van 3 december 1971, LJN AB6788, NJ 1972, 137. (rov. 4)

    3. Noch het feit dat de arbiters zich ten onrechte bevoegd verklaard hebben, noch hetgeen Greenworld overigens met betrekking tot de instructie van de arbitrale procedure en de door de arbiters genomen beslissingen heeft doen zeggen, kan de conclusie wettigen dat sprake is geweest van veronachtzaming van zodanig fundamentele rechtsbeginselen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. (rov. 5)

    3.4 Het hiertegen gerichte middel stelt aan de orde naar welke maatstaf moet worden beoordeeld of de arbiters jegens Greenworld onrechtmatig hebben gehandeld door zich - naar inmiddels onherroepelijk vaststaat - ten onrechte ook ten opzichte van Greenworld bevoegd te verklaren tot kennisneming van de door Sagro ingestelde vordering, en vervolgens een veroordeling mede ten laste van Greenworld uit te spreken. Tevens stelt het middel aan de orde wanneer, indien ervan wordt uitgegaan dat de vernietigde uitspraak onrechtmatig is, de betrokken scheidsrechters jegens derden persoonlijk aansprakelijk zijn. Met betrekking tot beide vragen, die ook in het kader van overheidsrechtspraak rijzen, ontbreekt ten aanzien van arbiters een wettelijke regeling. Voor de persoonlijke aansprakelijkheid van overheidsrechters geldt het hierna te vermelden art. 42 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

    3.5 Mede gelet op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 nader omschreven punten van overeenstemming tussen overheidsrechtspraak en de in Boek 4 Rv. geregelde arbitrage, moet ten aanzien van beide vormen van rechtspraak worden aanvaard dat slechts in uitzonderlijke gevallen een na instelling van een rechtsmiddel onjuist bevonden (scheids)rechterlijke uitspraak kan leiden tot aansprakelijkheid op grond van onrechtmatig handelen. Een wettelijke regeling van tegen rechterlijke beslissingen aan te wenden rechtsmiddelen is niet gebaseerd op de gedachte dat slechts één uitspraak betreffende een tussen partijen gerezen geschil de juiste kan zijn. Dat na het instellen van een rechtsmiddel een andere uitspraak volgt, behoeft niet te betekenen dat de vernietigde uitspraak onjuist was, maar kan het gevolg zijn van herstel van een processuele fout, of van een andere presentatie door partijen of beoordeling door de rechter van het voorgelegde geschil of het daaraan ten grondslag liggende feitencomplex, of zelfs van een minder juiste beoordeling door de hogere rechter. De regeling van de rechtsmiddelen stelt weliswaar de laatst gedane uitspraak boven de eerdere uitspraak, maar dat is geen grond de eerdere (scheids)rechterlijke beoordeling in de vernietigde uitspraak in beginsel voor onrechtmatig te houden.

    Ook de omstandigheid dat de (scheids)rechter in vrijheid en onbevangenheid over het hem voorgelegde geschil moet kunnen oordelen, waarbij over de beslissing van de zaak dikwijls in redelijkheid verschillend kan worden gedacht, noopt ertoe om een uitspraak die na aanwending van een rechtsmiddel wordt vernietigd slechts in uitzonderlijke gevallen onrechtmatig te achten.

    3.6 Het voorgaande neemt niet weg dat zich gevallen kunnen voordoen waarin blijkt dat de (scheids)rechter met betrekking tot de vernietigde uitspraak opzettelijk of bewust...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT