Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Middelburg, 24 de Junio de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak24 de Junio de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Middelburg

vonnis

RECHTBANK MIDDELBURG

33947 / HA ZA 02-17017 december 2008

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 33947 / HA ZA 02-170

Vonnis van 24 juni 2009

in de zaak van

[eiser],

wonende te Swalmen,

eiser,

advocaat mr. C.J. IJdema,

tegen

de onderlinge waarborgmaatschappij

Onderlinge Verzekering Maatschappij ZLM U.A.,

gevestigd te Goes,

gedaagde,

advocaat mr. J.C. van den Dries.

Partijen zullen hierna [eiser] en ZLM genoemd worden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 17 december 2003

deskundigenbericht d.d. 31 juli 2006 van dr. S. Knepper

deskundigenbericht d.d. 30 januari 2007 van dr. J.B. van Mourik

de conclusie na deskundigenbericht tevens houdende wijziging van eis van [eiser] d.d. 5

december 2007

antwoordakte wijziging van eis van ZLM d.d. 5 maart 2008

de antwoordconclusie na deskundigenbericht van ZLM d.d. 19 maart 2008

pleidooi d.d. 4 november 2008 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken

Ten slotte is vonnis bepaald.

Het verdere geschil

Ten aanzien van de door de deskundigen opgemaakte rapportages:

[eiser] heeft, teneinde te voldoen aan de hem bij tussenvonnis van 17 december 2003 gegeven bewijsopdracht van zijn stelling dat de dystrofie in zijn rechterarm als ongevalsgevolg kan worden beschouwd, in overleg met ZLM, dr. J.B. van Mourik als deskundige aangezocht ter beantwoording van, eveneens in overleg met ZLM, geformuleerde vragen.

[eiser] heeft bij conclusie na deskundigenbericht tevens houdende wijziging van eis zijn eis als volgt gewijzigd.

[eiser] vordert dat de rechtbank bepaalt dat hij in zijn bewijsopdracht is geslaagd en ZLM niet. Voorts vordert hij dat de rechtbank zal bepalen dat ZLM [eiser] nog een nader bedrag dient te betalen ter zake van de schadecomponent “huishoudelijke hulp”, hij aanspraak kan maken op een bedrag van € 259.510,-- ter zake van de schadecomponent “verlies van arbeidsvermogen”, en dat hij aanspraak kan maken op een bedrag van € 93.952,50 ter zake van de schadecomponent “smartengeld”. Deze bedragen dienen vermeerderd te worden met wettelijke rente te berekenen nadat de totale verschenen (jaar)schade is vastgesteld. Voorts vordert [eiser] veroordeling van ZLM in de proceskosten.

Met betrekking tot de uitgebrachte deskundigenrapportages stelt [eiser] het navolgende.

[eiser] meent dat hij door middel van het rapport van dr. Van Mourik in het algemeen, en door middel van beantwoording van vraag 5 in het bijzonder, in zijn bewijsopdracht is geslaagd.

[eiser] geeft aan, ook op grond van het rapport van dr. Van Mourik, dat er zijns inziens geen ruimte is voor proportionele aansprakelijkheid. Er is volgens [eiser] geen sprake van een onzeker conditio sine qua non-verband. Het gaat niet om de mate van verhoging van het risico, zoals ZLM stelt, maar het gaat er om dat het risico zich heeft verwezenlijkt.

[eiser] stelt dat het rapport van dr. Van Mourik voldoet aan alle daaraan ingevolge de “Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage”, te stellen eisen. Niet is sprake van zwaarwegende steekhoudende bezwaren op grond waarvan de rapportage van dr. Van Mourik ter zijde geschoven zou kunnen worden. ZLM heeft, gelet op de nabetaling op de schadepost “verlies van arbeidsvermogen” de conclusie van de rapportage van dr. Van Mourik ook erkend.

Van een serieuze betwisting van de rapportage door ZLM is geen sprake. Afgezien daarvan stelt [eiser] gemotiveerd dat de door ZLM opgeworpen bezwaren, met uitzondering van de rekenfout die niet relevant is, onvoldoende zijn om de rapportage ter zijde te stellen. De bezwaren van ZLM zijn volgens [eiser] ook veelal tardief nu ZLM in de gelegenheid is geweest om op de conceptrapportage te reageren.

Volgens [eiser] is ZLM met overlegging van de rapportage van dr. Knepper niet in haar bewijsopdracht geslaagd, althans uit de door dr. Knepper gegeven antwoorden volgt niet dat [eiser] in de situatie zonder ongeval, op grond van zijn pre-existente klachten, ook arbeidsongeschikt zou zijn geworden.

Dr. Knepper komt slechts tot verhoogde kansen die hij niet kan onderbouwen met specifieke beperkingen. Specifieke beperkingen zijn er volgens [eiser] ook niet. Met de kwalen van [eiser] kan men gewoon werken. Het bestaan van mogelijke beperkingen in de toekomst, waarvan het ontstaan afhankelijk is van welke risicofactoren zich zullen realiseren, is niet genoeg voor een korting op de looptijd van de schade.

[eiser] werpt, gemotiveerd, een drietal (hoofd)bezwaren tegen de rapportage van dr. Knepper op. Volgens [eiser] heeft dr. Knepper ten onrechte de dystrofieën in zijn beoordeling betrokken terwijl hem expliciet gevraagd was dat niet te doen. Dr. Knepper is dus buiten de vraagstelling getreden. Dr. Knepper gaat er ook, ten onrechte, van uit dat diabetes mellitus predisponeert voor een dystrofie.

De rapportage is ongefundeerd nu dr. Knepper van mening is dat [eiser], ook zonder ongeval, arbeidsongeschikt zou zijn geworden maar hij geen concrete beperkingen duidt op grond waarvan [eiser] dan arbeidsongeschikt zou zijn geworden. Dr. Knepper geeft in zijn rapportage bij beantwoording van vraag 3 ook zelf aan dat het niet mogelijk is aan te geven tot welke leeftijd de heer [eiser] zijn beroep nog had kunnen uitoefenen. Dr. Knepper geeft voorts aan dat het onmogelijk is te zeggen met welke beperkingen rekening moet worden gehouden op het moment waarop dr. Knepper (zeer globaal) inschat dat [eiser] arbeidsongeschikt zou zijn geworden het ongeval weggedacht.

Dr. Knepper interpreteert voorts de door hem opgevraagde medische informatie verkeerd.

Ten onrechte concludeert dr. Knepper uit de brief van dr. C. Leue van 10 januari 2006 dat ten tijde van het ongeval in 1994 sprake was van “aanpassingsstoornis en middelenafhankelijkheid”.

[eiser] stelt voorts gemotiveerd dat de rapportage van Knepper niet voldoet aan de daaraan ingevolge de “Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage”, te stellen eisen.

ZLM zelf geeft volgens [eiser] ook toe niet in de haar opgedragen bewijsopdracht te zijn geslaagd. In haar conclusie na deskundigenbericht in § 3.3.2.5. stelt ZLM dat Knepper niet in staat is in absoute zin te zeggen dat [eiser] op een bepaalde datum en voor een bepaalde ziekte voor zijn arbeid zou zijn uitgevallen. Dit terwijl ZLM, gelet op het aan haar opgedragen bewijs, diende te bewijzen wanneer [eiser] arbeidsongeschikt zou zijn geworden, waarom en in welke omvang.

ZLM heeft, teneinde te voldoen aan de haar bij tussenvonnis van 17 december 2003 gegeven bewijsopdracht van haar stelling dat [eiser] op grond van zijn preëxistente klachten – in de situatie zonder het ongeval in 1994 – ook arbeidsongeschikt zou zijn geworden, in overleg met [eiser], dr. S. Knepper als deskundige aangezocht ter beantwoording van, eveneens in overleg met [eiser], geformuleerde vragen.

ZLM geeft gemotiveerd aan waarom naar haar mening de rapportage van dr. Knepper aan de aan een deskundigenrapport te stellen eisen voldoet, zodat deze rapportage bruikbaar is.

ZLM weerlegt gemotiveerd de door [eiser] tegen de rapportage van dr. Knepper opgeworpen bezwaren.

ZLM stelt dat de rapportage van dr. Van Mourik als onbruikbaar ter zijde moet worden gesteld. Dit volgt volgens ZLM alleen al uit het (grote) verschil in uitkomst tussen de kansberekeningen van professor Goris en dr. Van Mourik met betrekking tot het risico op het ontstaan van een tweede dystrofie, gebaseerd op dezelfde onderzoeksgegevens. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat professor Goris dé medische deskundige op het gebied van dystrofie in Nederland is.

Daarnaast somt ZLM nog een zevental problemen met betrekking tot de rapportage van dr. Van Mourik op ter onderbouwing van haar standpunt dat dr. Van Mourik in zijn rapportage de plank misslaat.

Volgens ZLM moet, nu door dr. Van Mourik zijn bevindingen onvoldoende motiveert en aantoonbare fouten maakt, het rapport, ondanks de omstandigheid dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de uitkomsten van een in gezamenlijk overleg benoemde deskundige, ter zijde worden gesteld.

[eiser] is volgens ZLM dan ook niet geslaagd in het hem opgedragen bewijs.

ZLM geeft aan aan welke criteria een medisch deskundigenbericht dient te voldoen en waaraan de rechtbank de uitgebrachte rapportages dan ook dient te toetsen.

ZLM geeft voorts, gemotiveerd, aan dat in het onderhavige geval de benadering van proportionele aansprakelijkheid een billijke oplossing is en dat zij het hanteren van een alles- of niets berekening op grond van de redelijkheid en de billijkheid onaanvaardbaar acht. ZLM stelt voor wegens verhoging van de kans inclusief de causaal doorberekende zelfstandige factor van de genetische belasting 50% toe te rekenen en de uitkomst van de rapportage van dr. Knepper toe te passen op de duur van diverse schadeposten.

Ten aanzien van de resterende schadeposten:

Met betrekking tot de resterende schadeposten stelt Jansen nog het navolgende.

Partijen verschillen thans alleen nog over de volgende schadeposten:

De uitval voor huishoudelijke hulp, waaronder de hulp aan de dochter.

Het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT