Voorlopige voorziening+bodemzaak van Centrale Raad van Beroep, 8 de Enero de 2010

Datum uitspraak 8 de Enero de 2010
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

09/5963 WW

09/5964 WW-VV

09/6736 WW

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

U I T S P R A A K

als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening van:

[Verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),

in verband met het hoger beroep van:

verzoekster

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 oktober 2009, 09/93 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

het Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam, gevestigd te Rotterdam,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Met tevens als partij: verzoekster.

Datum uitspraak: 8 januari 2010.

  1. PROCESVERLOOP

    Namens verzoekster heeft mr. J.M. Breevoort, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

    Verzoekster heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    De Stichting BOOR (hierna: Stichting) heeft een schriftelijke reactie gegeven naar aanleiding van het verzoek van verzoekster.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2009. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. Breevoort. De Stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. Quaak en [naam rector]. Namens het Uwv is verschenen mr. H. van Wijngaarden.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    1.2. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

    1.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval sprake is van spoedeisend belang, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

    2.1. Verzoekster was vanaf 28 mei 2001 in dienst van het [naam Lyceum] te [vestigingsplaats], dat onderdeel uitmaakt van de Stichting. Bij schriftelijk stuk, gedateerd 31 mei 2007 en door verzoekster en haar leidinggevende ondertekend op 18 juni 2007, is verzoekster akkoord gegaan met de beëindiging van haar dienstbetrekking per 1 maart 2008, waarbij onder meer als voorwaarden zijn geformuleerd dat zij een outplacementtraject van 9 maanden zou volgen en dat zij uiterlijk 31 januari 2008 een ontslagbrief zou overhandigen. Een ontslagbrief heeft verzoekster niet ingediend. Bij akte van ontslag van 2 november 2007 is verzoekster evenwel ontslag verleend per 1 maart 2008.

    2.2. Verzoekster heeft op 25 februari 2008 een aanvraag om een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (hierna: WW) ingediend. Bij besluit van 27 maart 2008 heeft het Uwv die uitkering per 3 maart 2008 blijvend geheel geweigerd onder de overweging dat verzoekster verwijtbaar werkloos is geworden. Verzoekster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij het besluit van 4 december 2008 (hierna: bestreden besluit) gegrond is verklaard. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden geoordeeld dat verzoekster zelf heeft verzocht om beëindiging van haar dienstbetrekking. Het feit dat verzoekster slechts onder bepaalde voorwaarden akkoord is gegaan met de beëindiging van de dienstbetrekking, past volgens het Uwv niet bij een verzoek door verzoekster zelf. Verzoekster is alsnog met ingang van 3 maart 2008 een WW-uitkering toegekend.

    3.1. De Stichting heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft - kort gezegd - aangevoerd dat sprake is van een ontslag op eigen verzoek, zodat verzoekster verwijtbaar werkloos is geworden en om die reden haar recht op een WW-uitkering niet geldend kan maken.

    3.2. De rechtbank heeft overwogen dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT