Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Leeuwarden, 20 de Enero de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Enero de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Leeuwarden

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 89508 / HA ZA 08-452

Vonnis van 20 januari 2010

in de zaak van

[A],

wonende te [woonplaats],

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. M.C. Mollema, kantoorhoudende te Grou

tegen

  1. [B],

    wonende te [woonplaats],

  2. [C],

    wonende te [woonplaats],

    gedaagden in conventie,

    eisers in reconventie,

    advocaat mr. E.H.M. Swaneveld- Bakelaar, kantoorhoudende te Zoetermeer

    Partijen worden hierna [A] en [B] en [C] genoemd.

  3. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de dagvaarding van 27 mei 2008,

    - de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie van 6 augustus 2008,

    - het proces-verbaal van descente en comparitie van 17 oktober 2008,

    - de akte uitlating voortgang zijdens [B] en [C] van 1 april 2009,

    - de conclusie van antwoord in reconventie van 20 mei 2009.

    1.1. Vervolgens is vonnis gevraagd.

  4. De feiten

    2.1. [A] is sinds 12 september 1974 eigenaar van de onroerende zaak, bestaande uit het woonhuis met garage, druivenkas en kippenhok, alsmede grote sier- en moestuin, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie C nummer 909, groot 14 are en 80 centiare.

    2.2. [B] en [C] zijn sinds 13 december 2002 eigenaar van de onroerende zaak bestaande uit het woonhuis met ondergrond, erf, bouwland en verder aanbehoren, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie C nummer 917, groot 14 are en 85 centiare.

    2.3. De als productie 3 bij dagvaarding overgelegde uittreksels processen-verbaal van veiling en toewijzing bewijs van eigendom, bevatten de volgende voor deze procedure relevante bepaling:

    'De zuidelijke grensscheiding, bestaande in een ligusterheg vanaf de sloot aan de weg tot nevens de voorgevel van het gebouw, vandaar tot twintig meter voorbij de achtergevel van bedoeld gebouw een iepenheg en vandaar tot aan de achter het terrein lopende sloot een greppel. moet door de eigenaar van het te veilen perceel worden gehouden en netjes onderhouden.

    De betonbrug, toegang gevende tot het perceel, is massaal met de naastleger ten Zuiden.'

    2.4. De sloot aan de weg is in 1978 gedempt. De brug is daarbij vervangen door een oprit.

    2.5. [A] houdt sinds 1974 als hobby sierkippen. Het geluid van de kippen heeft al tot verschillende procedures tussen partijen geleid. Partijen leven op gespannen voet met elkaar.

    2.6. [B] en [C] hebben in 2006 een kadastrale meting laten uitvoeren van de grens tussen de beide percelen. Na de meting door het kadaster hebben [B] en [C] houten palen in de greppel tussen beide percelen geplaatst. Aan de bovenzijde en in het midden van de palen zijn latten bevestigd.

    2.7. Op 13 maart 2006 is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank uitspraak gedaan in een procedure tussen [B] en [C] als eisers en [A] als gedaagde. Het petitum van de dagvaarding in deze voorlopige voorziening was ten aanzien van de hanen identiek aan de vordering in reconventie die thans door [B] en [C] is ingesteld. De vorderingen van [B] en [C] zijn toen afgewezen. De uitspraak van de voorzieningenrechter bevat de volgende voor deze procedure relevante overwegingen:

  5. Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is afhankelijk van de aard, de ernst, en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden. Voor het antwoord op de vraag of hinder onrechtmatig is, is mede van belang of degene die zich beklaagt over hinder zich ter plaatse heeft gevestigd vóór dan wel ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen. In dat laatste zal hij een zekere mate van hinder eerder hebben te dulden (Hoge Raad 18 september 1998, NJ 1999,69). Verder moet rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (HR 15 februari 1991, NJ 1992,639).

  6. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat hanengekraai door direct omwonenden -subjectief gezien- als een bron van ergernis en derhalve als hinderlijk kan worden ervaren. In zo'n situatie rust op degene die deze situatie in het leven roept de plicht de veroorzaakte hinder zodanig te beperken dat hierdoor geen -als onrechtmatig te kwalificeren- overlast ontstaat. De feitelijke begrenzing van deze plicht dient te worden bepaald aan de hand van datgene wat -objectief gezien- voor buren in het maatschappelijk verkeer als hinder nog aanvaardbaar is, bij overschrijding van welke grens sprake is van onrechtmatige hinder.

  7. Met inachtneming van deze criteria overweegt de voorzieningenrechter als volgt:

    1. [gedaagde] hield zich op het perceel [adres gedaagde] ten tijde van de aankoop van het naastgelegen perceel [adres eiser 1] door [eiser 1] al een kwart eeuw bezig met de hoenderfokkerij. Hierdoor dient [eiser 1] eerder hinder als gevolg van deze hobby te dulden dan wanneer [gedaagde] met zijn hobby was aangevangen na de aankoop van de woning door [eiser 1].

    2. [eiser 1] heeft bovendien zelf gesteld dat hij ten tijde van de aankoop van zijn perceel op de hoogte was van de door zijn buurman beoefende hobby, dat hij voorafgaand aan de aankoop bij een bezichtiging hanengekraai heeft gehoord -terwijl er toen veel meer hanen aanwezig waren dan thans- en dat dit onderwerp met de makelaar is besproken. Dat hanen onder omstandigheden geluidshinder voor bewoners van omliggende percelen kunnen veroorzaken, mag een feit van algemene bekendheid worden genoemd. [eiser 1] had er naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij de aankoop van zijn perceel dan ook rekening mee moeten houden dat hij in de toekomst hinder zou kunnen ondervinden van het hanengekraai. Door het perceel te kopen ondanks het feit dat hij wist dat zijn buurman hanen hield, dient [eiser 1] een zekere hinder ten gevolge van het hanengekraai te aanvaarden.

    3. Blijkens het geldende Bestemmingsplan Buitengebied (zie hiervoor onder overweging 2.1.) moet het gebied waar [eiser 1] en [gedaagde] woonachtig zijn worden aangemerkt als een landelijk gebied, waar agrarische bedrijvigheid -zoals het houden van dieren- een belangrijke rol speelt en waar in het woonklimaat een zekere mate van geluidsoverlast als gevolg van die agrarische bedrijvigheid dient te worden geaccepteerd. Ook om die reden had [eiser 1] bij de aankoop van het perceel rekening te houden met een zekere mate van hinder door dierenlawaai en dient hij zulks, voor zover niet onrechtmatig, te aanvaarden. De voorzieningenrechter merkt in dat verband nog op dat tijdens de descente op het erf van [eiser 1] ook hanengekraai van andere omliggende percelen duidelijk hoorbaar was.

    4. Vast staat dat bij de eerste geluidsmeting van de Milieuadviesdienst de grenswaarde voor het geluidsniveau van het hanengekraai is overschreden, reden waarom [gedaagde] door de gemeente is gemaand om maatregelen te nemen teneinde het geluidsniveau terug te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT