Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 18 de Febrero de 2010

Datum uitspraak18 de Febrero de 2010
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200902148/1/V1.

Datum uitspraak: 18 februari 2010

Raad van State

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie,

appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 20 februari 2009 in zaak nrs. 08/30177 en 08/30174 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris van Justitie.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 24 januari 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) de aan [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en hem ongewenst verklaard.

    Bij besluit van 18 augustus 2008 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

    Bij uitspraak van 20 februari 2009, verzonden op 27 februari 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, (hierna: de voorzieningenrechter) voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 27 maart 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

    De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

    Vervolgens is het onderzoek gesloten.

  2. Overwegingen

    2.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), voor zover thans van belang, heeft een ieder recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven.

    Ingevolge het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag in de uitoefening van dit recht toegestaan, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

    Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) kan een vreemdeling ongewenst worden verklaard, indien, voor zover thans van belang, hij bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd.

    2.2. Zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) heeft overwogen in onder meer het arrest van 2 augustus 2001 in de zaak Boultif tegen Zwitserland (nr. 54273/00; AB 2001, 341), dient bij de beoordeling van de vraag of artikel 8 van het EVRM in een bepaald geval een inmenging in het familie- of gezinsleven van de vreemdeling rechtvaardigt, een "fair balance" te worden gevonden tussen enerzijds de belangen van het betrokken individu en anderzijds het algemeen belang van de betrokken lidstaat. Daartoe heeft het EHRM in dat arrest een aantal zogenoemde "guiding principles" gedefinieerd. Hieraan heeft het EHRM in zijn arrest van 18 oktober 2006 in de zaak Üner tegen Nederland (nr. 46410/99; JV 2006/417) nog twee criteria toegevoegd (hierna: de Boultif- en Üner criteria).

    2.3. De vreemdeling is bij onherroepelijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT