Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, Roermond, 2 de Marzo de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 2 de Marzo de 2010
Uitgevende instantie:Roermond

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE

Zittinghoudende te Roermond

Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer

Vreemdelingenkamer

Procedurenummer: AWB 09 / 29454

Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

inzake

[eiser], eiser,

gemachtigde mr. I.K. Kolev,

tegen

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), verweerder.

  1. Procesverloop

    1.1. Bij fax van 14 augustus 2009 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is gericht tegen de mondelinge mededeling van verweerder tot overplaatsing van eiser van het asielzoekerscentrum (AZC) [plaatsnaam 1] naar het AZC te [plaatsnaam 2]. Bij schrijven van 11 september 2009 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend.

    1.2. Verweerder heeft bij schrijven van 30 oktober 2009 een reactie op het ingestelde beroep ingezonden. Bij schrijven van 21 januari 2010 heeft verweerder een verweerschrift ingezonden. Genoemde stukken zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiser gezonden.

    1.3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 3 februari 2010. Aldaar is eiser verschenen in aanwezigheid van voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich aldaar doen vertegenwoordigen door mr. M. Snippe en mevrouw Yousef.

  2. Overwegingen

    2.1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en afkomstig uit Armenië. Eiser verbleef vanaf januari 2008 in het AZC te [plaatsnaam 1]. Naar eigen zeggen is aan eiser op of omstreeks 23 juli 2009 door verweerder mondeling meegedeeld dat hij zou worden overgeplaatst naar de opvanglocatie te [plaatsnaam 2] per 28 juli 2009. Eiser heeft aan deze aanzegging gehoor gegeven.

    2.2. Eiser kan zich in de hem opgelegde overplaatsing niet vinden. Eiser is samen met zijn zwager, [naam zwager], vanuit Armenië Nederland ingereisd en heeft in januari 2008 een asielaanvraag ingediend. Op deze aanvraag is inmiddels afwijzend beslist; op het tegen dat besluit ingestelde beroep is nog niet beslist. Vanaf de datum aanvraag asiel heeft eiser tezamen met zijn zwager in het AZC te [plaatsnaam 1] verbleven. In december 2008 is ook eisers zus, de echtgenote van zijn zwager, mevrouw [naam zus], met haar minderjarig kind Nederland ingereisd teneinde hier te lande asiel aan te vragen. Ook zij en haar kind zijn geplaatst in genoemd AZC. Op 17 augustus 2009 is mevrouw [naam zus] bevallen van haar tweede kind. Mevrouw [naam zus] is onder behandeling van een psychiater vanwege traumatische ervaringen. Eiser heeft zijn zus en zwager steeds geholpen met “de activiteiten van het dagelijkse leven” aangezien eisers zus daartoe vanwege haar gezondheidssituatie niet in staat is. Ten onrechte heeft verweerder bij de overplaatsing met deze persoonlijke omstandigheid geen rekening gehouden, aldus eiser. Voorts is er volgens eiser geen noodzaak tot overplaatsing; van een nijpend tekort aan opvangplaatsen was in [plaatsnaam 1] geen sprake.

    2.3. Overwogen wordt als volgt.

    2.4. Ingevolge artikel 3 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Wet COA) is het Centraal Orgaan opvang asielzoekers belast met:

    1. de materiële en immateriële opvang van asielzoekers;

    2. het plaatsen van asielzoekers in een opvangvoorziening;

    3. het plaatsen van asielzoekers op gemeentelijke opvangplaatsen, alsmede het betalen van bijdragen aan de desbetreffende gemeente ten behoeve van de kosten van deze opvang;

    4. werkzaamheden met betrekking tot de bemiddeling bij de uitstroom van verblijfsgerechtigden als bedoeld in artikel 60a, onderdeel a, van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT