Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 31 de Agosto de 2010
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 31 de Agosto de 2010 |
Uitgevende instantie: | Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands) |
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer: 200.004.881/01
Zaak-rolnummer rechtbank: 696000/07-21008
Arrest van de derde civiele kamer d.d. 31 augustus 2010
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. N.J. van der Giessen te 's-Gravenhage,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE DEN HAAG,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. A.R. de Jonge te 's-Gravenhage.
Het verdere geding
Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 8 mei 2008, waarbij een comparitie is bepaald. Deze comparitie heeft op 9 oktober 2008 plaatsgehad. Ter comparitie hebben beide partijen aangegeven behoefte te hebben aan een arrest waarbij duidelijkheid wordt verkregen over de juridische kant van de zaak.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven aangevoerd. [appellant] vordert in hoger beroep dat het hof het vonnis van 17 januari 2008 van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage, (hierna: de kantonrechter), vernietigt en alsnog de vorderingen van de gemeente afwijst, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten in beide instanties.
De gemeente heeft bij memorie van antwoord, onder overlegging van producties, de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten aan de zijde van de gemeente van beide instanties, met bepaling dat over de uitvoerbaar te verklaren proceskostenveroordeling rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te wijzen arrest.
Ten slotte hebben partijen hun stukken overgelegd voor arrest.
De beoordeling van het hoger beroep
-
De in het vonnis van 17 januari 2008 onder punt 1 door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof van deze feiten zal uitgaan.
-
[appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat de huuropzegging per 1 februari 2007 tot voor hem rechtens onaanvaardbare gevolgen leidt. De kantonrechter heeft overwogen dat hiervan niet is gebleken. Deze overweging is onderdeel van de beoordeling van de opzegging van de huurovereenkomst en de vordering tot ontruiming. De tweede grief, hoewel toegespitst op de verwerping van voornoemd standpunt, komt kennelijk tegen dat oordeel op. Blijkens het verweer van de gemeente heeft ook zij dit zo opgevat.
-
Bij de beoordeling van de grief dient het volgende tot uitgangspunt. Het gaat hier om huur van onbebouwde grond. Er is dus geen sprake van huur van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW en derhalve is een belangenafweging in de zin van de artikelen 7: 296 e.v. BW niet aan de orde. De gemeente is bij de uitoefening...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT