Hoger beroep kort geding van Council of State (Netherlands), 23 de Noviembre de 2010

Datum uitspraak23 de Noviembre de 2010
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201002430/1/V2.

Datum uitspraak: 23 november 2010

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[vreemdeling],

appellante,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 5 maart 2010 in zaak nrs. 10/3984 en 10/3982 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie (lees: de minister van Justitie).

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 1 februari 2010 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

    Bij uitspraak van 5 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 11 maart 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

    De minister heeft een verweerschrift ingediend.

    Vervolgens is het onderzoek gesloten.

  2. Overwegingen

    2.1. Op het hoger beroep zijn de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 van toepassing, zoals die luidden tot 1 juli 2010.

    2.2. Hetgeen de vreemdeling als tweede en derde grief heeft aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde, mede gelet op de uitspraak van 7 juli 2010 in zaak nr. 200907796/1/V2 (www.raadvanstate.nl), geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, met dat oordeel volstaan.

    2.3. In haar eerste grief klaagt de vreemdeling dat de voorzieningenrechter ten onrechte slechts heeft beoordeeld of aan de aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd dan wel of zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan en heeft nagelaten in te gaan op haar betoog in beroep dat sprake is van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden, als bedoeld in overweging 45 van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT