Hoger beroep van Rechtbank 's-Gravenhage, 21 de Enero de 2011
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 21 de Enero de 2011 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank 's-Gravenhage |
201010182/1/V1.
Datum uitspraak: 21 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 28 september 2010 in zaken nrs. 09/12703 en 09/12706 in de gedingen tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 21 oktober 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen en deze verblijfsvergunning ingetrokken.
Bij onderscheiden besluiten, verzonden op 11 maart 2009, heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, de daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Deze besluiten zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 28 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdeling ingestelde beroepen gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd en bepaald dat de minister nieuwe besluiten op de gemaakte bezwaren neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 25 oktober 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. In de eerste en de tweede grief klaagt de minister dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich niet zonder aanvullende, op objectieve gegevens gebaseerde motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat de huwelijksrelatie tussen de vreemdeling en zijn toenmalige echtgenote (hierna: de echtgenote) op 16 februari 2006 definitief is verbroken, nu niet is weersproken dat de vreemdeling vanaf 1 maart 2006 weer is gaan samenwonen met de echtgenote, hetgeen tot 10 mei 2007 heeft geduurd. De minister betoogt hiertoe dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de onderscheiden besluiten van 11 maart 2009 zijn gestoeld op het feit dat de relatie tussen de vreemdeling en de echtgenote op 16 februari 2006 is verbroken en dat de vreemdeling eerst op 7 juli 2006 weer bij de echtgenote is gaan wonen. De vreemdeling is er niet in geslaagd aan te tonen dat hij tussen 1 maart 2006 en 7 juli 2006 feitelijk met de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT