Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 26 de Mayo de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Mayo de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK ’S GRAVENHAGE

Sector Bestuursrecht

Vreemdelingenkamer, meervoudig

Nevenzittingsplaats Rotterdam

Reg.nr.: AWB 10/20921

V-nummer: […]

Inzake: […], eiser,

gemachtigde mr. C.J. Ullersma, advocaat te Amsterdam,

tegen: de Minister voor Immigratie en Asiel, daaronder begrepen zijn rechtsvoorganger(s), verweerder,

gemachtigde mr. […].

I Procesverloop

1 Eiser is geboren op […] en heeft de Turkse nationaliteit. Bij brief van 24 juni 2009 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt eiser op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), eerste lid, aanhef en onder b, ongewenst te verklaren. Bij besluit van 17 december 2009 is de verblijfsvergunning onder de beperking “verblijf bij Nederlandse echtgenote […]” per 27 juli 2006 ingetrokken en is eiser ongewenst verklaard. Hiertegen heeft eiser op 6 januari 2010 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 11 juni 2010 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

2 Op 11 juni 2010 heeft eiser tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) bij de rechtbank beroep ingesteld.

3 Bij uitspraak van 5 augustus 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geschorst in die zin dat het niet mogelijk is eiser uit te zetten totdat op het onderhavige beroep is beslist.

3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op

6 oktober 2010. Ter zitting is verschenen eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Tevens is verschenen als tolk F. Aksac-Bekdemir.

4 Op 5 november 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder verzocht nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 3 december 2010 heeft verweerder hierop gereageerd. Bij brief van 29 december 2010 heeft eiser gereageerd. Beide partijen hebben toestemming verleend om de zaak zonder nadere zitting af te doen. Vervolgens heeft de rechtbank op 28 februari 2011 het onderzoek gesloten.

II Overwegingen

1.1 Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en eerste streepje, van Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Turkije (hierna: Besluit 1/80), voor zover hier van belang, heeft de Turkse werknemer die tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat behoort na een jaar legale arbeid in die lidstaat recht op verlenging van zijn arbeidsvergunning bij dezelfde werkgever indien deze werkgelegenheid heeft; na drie jaar legale arbeid en onder voorbehoud van de aan de werknemers uit de lidstaten van de Gemeenschap te verlenen voorrang, in die lidstaat het recht om in hetzelfde beroep bij een werkgever van zijn keuze te reageren op een ander arbeidsaanbod, gedaan onder normale voorwaarden en geregistreerd bij de arbeidsbureaus van die lidstaat.

1.2 Ingevolge artikel 6, tweede lid, van Besluit 1/80 worden jaarlijkse vakanties en perioden van afwezigheid wegens zwangerschap, arbeidsongeval of kortdurende ziekten gelijkgesteld met tijdvakken van legale arbeid. Tijdvakken van onvrijwillige werkloosheid, die naar behoren zijn geconstateerd door de bevoegde autoriteiten, worden niet gelijkgesteld met tijdvakken van legale arbeid, doch doen geen afbreuk aan de rechten die zijn verkregen uit hoofde van het voorafgaande tijdvak van arbeid.

1.3 Ingevolge artikel 13 van Besluit 1/80 mogen de lidstaten van de Gemeenschap en Turkije geen nieuwe beperkingen invoeren met betrekking tot de toegang tot de werk¬gelegenheid van werknemers en hun gezinsleden wier verblijf en arbeid op hun onder¬scheiden grondgebied legaal zijn (hierna: de standstillbepaling).

1.4 Ingevolge artikel 14, eerste lid, van Besluit 1/80, voor zover thans van belang, worden de bepalingen van Besluit 1/80 toegepast onder voorbehoud van beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde.

1.5 Ingevolge artikel 16, eerste lid, van Besluit 1/80 zijn de bepalingen van toepassing met ingang van 1 december 1980.

1.6 Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (hierna: Richtlijn 2004/38/EG) moeten de om redenen van openbare orde of openbare veiligheid genomen maatregelen in overeen¬stemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en uitsluitend gebaseerd zijn op het gedrag van betrokkene. Strafrechtelijke veroordelingen vormen als zodanig geen reden voor deze maatregelen. Het gedrag moet een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen. Motiveringen die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT