Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 23 de Marzo de 2012

Datum uitspraak23 de Marzo de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

23 maart 2012

Eerste Kamer

11/01839

EE/LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

  1. [Verzoeker 1],

    wonende te [woonplaats],

  2. [Verzoekster 2],

    wonende te [woonplaats],

  3. BAM VASTGOED B.V.,

    gevestigd te Bunnik,

  4. [Verzoekster 4],

    gevestigd te [vestigingsplaats],

    VERZOEKERS tot cassatie,

    advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,

    t e g e n

    DE GEMEENTE BUNNIK,

    zetelende te BUNNIK,

    VERWEERSTER in cassatie,

    advocaten: mr. M.W. Scheltema en mr. R.T. Wiegerink.

    Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en de gemeente.

  5. Het geding in feitelijke instanties

    Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. de beschikking in de zaak 237885/HA RK 07-324 van de rechtbank Utrecht van 2 januari 2008;

    2. de beschikking in de zaak 200.004.150 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 februari 2011.

    De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

  6. Het geding in cassatie

    Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De gemeente heeft verzocht het beroep te verwerpen.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.

    De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 20 januari 2012 op die conclusie gereageerd.

  7. Beoordeling van het middel

    3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1-1.6. Deze komen, voor zover in cassatie nog van belang, op het volgende neer.

    (i) Op 25 mei 2007 is tussen [verzoeker] c.s. als verkopers en BAM Vastgoed B.V. en [verweerster 4] als kopers een schriftelijke koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) tot stand gekomen met betrekking tot een aantal percelen bouw- en weidegrond te Werkhoven, gemeente Bunnik (hierna: de percelen).

    Op 29 mei 2007 is een notariële kadasterverklaring van de koopovereenkomst ingeschreven in de openbare registers.

    (ii) Art. 23 van de koopovereenkomst bepaalt dat de overeenkomst van rechtswege eindigt indien zes maanden zijn verstreken nadat de koopakte is ingeschreven in de openbare registers en de leveringsakte niet in de openbare registers is ingeschreven.

    (iii) Levering van de percelen heeft niet plaatsgevonden.

    (iv) Ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst rustte op de percelen een voorkeursrecht van de gemeente. Dit recht was bij besluit van de raad van de gemeente van 29 september 2005 gevestigd voor de duur van ten hoogste twee jaren ingevolge art. 8 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg), zoals dat artikel destijds luidde.

    (v) Naar aanleiding van een verzoek tot vervallenverklaring van het voorkeursrecht en daaruit voortvloeiende procedures heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente (uiteindelijk) bij besluit van 9 februari 2010 de aanwijzing van de percelen als voorkeursgebied per 26 juni 2007 vervallen verklaard.

    3.2 Bij een op 8 oktober 2007 ingediend verzoekschrift heeft de gemeente de rechtbank verzocht de rechtshandeling waarbij over de verkoop van de percelen overeenstemming is bereikt ingevolge art. 26 lid 1 Wvg nietig te verklaren, omdat deze rechtshandeling is verricht met de kennelijke strekking aan haar voorkeursrecht afbreuk te doen.

    De rechtbank heeft bij beschikking de koopovereenkomst nietig verklaard. Het hof heeft die beschikking bekrachtigd. Het heeft daartoe onder meer geoordeeld dat ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst een rechtsgeldig voorkeursrecht op de percelen was gevestigd en dat het bij de beoordeling op grond van art. 26 Wvg gaat om de toestand op het moment van het verrichten van de bestreden rechtshandeling, niet om de toestand ten tijde van de indiening van het verzoek. Tegen dat laatste oordeel richt zich onderdeel 2 van het middel.

    3.3 Het onderdeel faalt. Art. 26 Wvg bepaalt dat een gemeente de nietigheid kan inroepen van rechtshandelingen die zijn verricht met de kennelijke strekking afbreuk te doen aan haar in de Wvg geregelde voorkeurspositie.

    Uit de tekst van het artikel volgt dat het bij de beoordeling van de mogelijke nietigheid van de desbetreffende rechtshandeling aankomt op de stand van zaken - waaronder de voorkeurspositie van de desbetreffende gemeente - ten tijde van het verrichten van die rechtshandeling. Deze tekst biedt geen aanknopingspunt voor het stellen van de eis dat die gemeente ook nog ten tijde van het inroepen van de nietigheid in een voorkeurspositie moet verkeren.

    Anders dan het onderdeel betoogt, volgt een zodanig aanknopingspunt evenmin uit de strekking van het artikel, zoals die mede blijkt uit de in het onderdeel bedoelde wetsgeschiedenis. De omstandigheid dat het artikel strekt ter bescherming van de voorkeurspositie van de gemeente tegen rechtshandelingen die aan deze positie afbreuk doen, staat er geenszins aan in de weg dat die rechtshandelingen nog kunnen worden aangetast op een moment dat het voorkeursrecht niet meer geldt, reeds omdat de dreiging van een zodanige aantasting kan bijdragen tot de effectieve werking van het voorkeursrecht. Het door het onderdeel bestreden oordeel van het hof is derhalve juist.

    3.4 Volgens de toelichting op onderdeel 1 was de inzet van de "additionele grief" in hoger beroep van [verzoeker] c.s. dat het nooit tot een nietigverklaring had moeten komen omdat op de relevante data geen sprake meer was van een gemeentelijk voorkeursrecht. Uit deze toelichting blijkt niet van een zelfstandig belang van [verzoeker] c.s. bij beoordeling van dit onderdeel naast de beoordeling van onderdeel 2. Het kan reeds hierom niet tot cassatie leiden.

  8. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beroep;

    veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 755,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

    Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 23 maart 2012.

    11/01839

    mr. Keus

    Zitting 6 januari 2012

    Conclusie inzake:

  9. [Verzoeker 1]

  10. [Verzoekster 2]

  11. BAM Vastgoed B.V.

  12. [Verzoekster 4]

    (hierna: [verzoeker] c.s.)

    verzoekers tot cassatie

    tegen

    de gemeente Bunnik

    (hierna: de Gemeente)

    verweerster in cassatie

    Het gaat in deze zaak om de vraag of een koopovereenkomst op grond van art. 26 Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg) nietig kon worden verklaard, ook nu (achteraf bezien) ten tijde van het indienen van het daartoe strekkende verzoek van een gemeentelijk voorkeursrecht...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT