Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Haarlem, 23 de Mayo de 2012

Datum uitspraak23 de Mayo de 2012
Uitgevende instantie:Haarlem

201104599/1/V1.

Datum uitspraak: 23 mei 2012

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 25 maart 2011 in zaak nr. 10/18630 in het geding tussen:

(-), mede voor haar minderjarige kinderen (-)en (-) (hierna: de kinderen),

en

de minister.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2005, voor zover thans van belang, heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van de vreemdeling om haar, mede voor de kinderen, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.

Bij besluit van 27 december 2010 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling, mede voor de kinderen, gemaakte bezwaar opnieuw gegrond verklaard en de aanvraag buiten behandeling gesteld. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 25 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling, mede voor de kinderen, ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de minister, thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 19 april 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Onder de minister wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorganger.

2.2. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), voor zover thans van belang, heeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven.

Ingevolge het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

2.3. In zijn enige...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT