Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 2 de Junio de 2006

Datum uitspraak 2 de Junio de 2006
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

2 juni 2006

Eerste Kamer

Rek.nr. R05/052HR

JMH/MK

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Verzoeker],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. P. Garretsen,

t e g e n

R.G.J.M. KONINK in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van verzoeker tot cassatie,

kantoorhoudende te Almelo,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    De rechtbank te Almelo heeft bij vonnis van 4 september 2001 op verzoek van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de schuldenaar - de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar uitgesproken met benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.

    Tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling is verweerder in cassatie tot nieuwe bewindvoerder benoemd.

    Bij vonnis van 14 september 2004 heeft de rechtbank vastgesteld dat de schuldenaar niet in de nakoming van ÈÈn of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en met ingang van 14 september 2004 de toepassing van de schuldsaneringsregeling met verlening van een schone lei beÎindigd.

    Bij brief van 12 november 2004 heeft de bewindvoerder de rechtbank te Almelo op grond van art. 358a Fw verzocht "de schone lei van betrokkene in te trekken". Ook de rechter-commissaris heeft op diezelfde dag een verzoek op grond van art. 358a Fw ingediend.

    Na een mondelinge behandeling van beide verzoeken ter terechtzitting van 14 december 2004 heeft de rechtbank bij vonnis van 4 januari 2005 het verzoek van de bewindvoerder toegewezen, bepaald dat art. 358 lid 1 Fw verder geen toepassing vindt, hetgeen betekent dat de schuldenaar de schone lei wordt ontnomen, en de rechter-commissaris niet-ontvankelijk in het verzoek verklaard.

    Tegen laatstvermeld vonnis heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.

    Bij arrest van 31 maart 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 4 januari 2005 bekrachtigd.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof heeft de schuldenaar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De bewindvoerder heeft geen verweerschrift ingediend.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

    De advocaat van de schuldenaar heeft bij schrijven van 23 maart 2006 op die conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Dit arrest is gewezen door de raadsheren O. de Savornin Lohman, als voorzitter, E.J. Numann, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 2 juni 2006.

    R05/052HR

    Mr. F.F. Langemeijer

    Parket, 10 maart 2006 (schuldsanering)

    Conclusie inzake:

    [Verzoeker]

    tegen

    R.G.J.M. Konink q.q.

    In dit geding gaat het om een beslissing als bedoeld in art. 358a Faillissementswet (ontneming achteraf van de`schone lei').

  5. De feiten en het procesverloop

    1.1. Bij vonnis van de rechtbank te Almelo van 4 september 2001 is ten aanzien van verzoeker tot cassatie (hierna: de schuldenaar) de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De rechtbank heeft een saneringsplan vastgesteld(1).

    1.2. Op grond van het eerste lid van art. 352 Fw heeft de rechtbank de terechtzitting bepaald waarop de beÎindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden behandeld. Nadat de bewindvoerder schriftelijk verslag had uitgebracht en na de schuldenaar te hebben gehoord heeft de rechtbank bij vonnis van 14 september 2004 vastgesteld dat de schuldenaar niet is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (art. 354 lid 1 Fw)(2).

    1.3. R.G.J.M. Konink, die tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling was benoemd tot nieuwe bewindvoerder, heeft bij brief van 12 november 2004 de rechtbank verzocht op grond van art. 358a Fw "de schone lei van betrokkene in te trekken". De bewindvoerder stelde te hebben vernomen "dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting". Op diezelfde dag heeft ook de rechter-commissaris in deze schuldsanering bij de rechtbank een verzoek op grond van art. 358a Fw ingediend. De rechter-commissaris stelde dat haar een proces-verbaal van politie ter kennis is gekomen met betrekking tot een beweerdelijk in 2003/2004 gepleegde oplichting, waarbij de schuldenaar betrokken zou zijn. Uit (onder meer) de verklaring van de schuldenaar in dit proces-verbaal van politie zou blijken dat de schuldenaar in het tijdvak waarin de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing was tegen betaling heeft gewerkt voor zijn broer. De bewindvoerder heeft zich aangesloten bij de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT