Herziening van Supreme Court (Netherlands), 13 de Junio de 2006

Datum uitspraak13 de Junio de 2006
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

13 juni 2006

Strafkamer

nr. 02528/05 H

SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 4 februari 2004, nummer 01/028182-03, ingediend door mr. A.G. van den Biezenbos, advocaat te Venlo, namens:

[aanvraagster], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, domicilie kiezende te [woonplaats].

  1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

    De Politierechter heeft de aanvraagster vrijgesproken van het onder 1. en 2. tenlastegelegde en haar ter zake van 3. "door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam opgeven" veroordeeld tot een geldboete van € 180,-, subsidiair 3 dagen hechtenis.

  2. De aanvrage tot herziening

    2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De aanvrage is schriftelijk toegelicht.

    2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 1°, dan wel 2°, Sv. De aanvraagster voert daartoe aan dat zij bij voormeld vonnis is veroordeeld voor een feit gepleegd op 4 september 2003 in Eindhoven, terwijl zij door het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao bij vonnis van 30 januari 2004 is veroordeeld voor een feit gepleegd op diezelfde datum op Curaçao en dat zij gelet op het tijdsverschil tussen Nederland en Curaçao het feit in Eindhoven niet kan hebben gepleegd.

  3. De conclusie van de Advocaat-Generaal

    3.1. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter zal bevelen en de zaak zal verwijzen opdat deze op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.

  4. Beoordeling van de aanvrage

    4.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een extractvonnis van de Politierechter te 's-Hertogenbosch van 4 februari 2004, dat inhoudt dat ten laste van de aanvraagster is bewezenverklaard dat zij op 4 september 2003 een valse naam heeft opgegeven toen zij door het bevoegd gezag naar haar identiteitsgegevens werd gevraagd. Blijkens de zich bij de stukken bevindende inleidende dagvaarding en het proces-verbaal van politie vond dit feit plaats nadat de aanvraagster die dag omstreeks 10.15 uur ter zake van diefstal was aangehouden in Eindhoven. Uit het proces-verbaal van politie volgt voorts dat de aanvraagster diezelfde dag omstreeks 17.15 uur in vrijheid is gesteld.

    4.2. Een zich bij de stukken van het geding bevindend extractvonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 30 januari 2004 houdt in dat de aanvraagster is veroordeeld wegens opzettelijk handelen in strijd met art. 3 lid 1 onder A van de Opiumlandsverordening 1960. Uit het proces-verbaal van de Inspectie Invoerrechten en accijnzen Nederlandse Antillen volgt dat de aanvraagster op 4 september 2003, derhalve op dezelfde dag als onder 4.1 genoemd, omstreeks 13.30 uur op het vliegveld Hato bij de controle van vertrekkende passagiers met bestemming Amsterdam werd staande gehouden en dat in haar koffer 3 blikken werden aangetroffen met in totaal ongeveer 2645 gram cocaïne. Uit het proces-verbaal volgt voorts dat de aanvraagster nadat haar op 4 september 2003 te 17.25 uur een dagvaarding was uitgereikt is heengezonden. Genoemde - onherroepelijk geworden - veroordeling is uitgesproken ter zake van dat vervoer c.q. bezit van verdovende middelen.

    4.3. De aanvrage steunt primair op de grond dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT