Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 14 de Noviembre de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Noviembre de 2006
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

14 november 2006

derde civiele kamer

rolnummer 2005/866

G E R E C H T S H O F T E A R N H E M

Arrest

in de zaak van:

de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

Don Indalo Residence B.V.,

Bomon B.V.,

Mi Almeria Vastgoed B.V.,

alle gevestigd te Doetinchem,

en

[appellant sub 4],

wonende te [woonplaats],

appellanten in het principaal appËl,

geÔntimeerden in het incidenteel appËl,

procureur: mr. J.R.O. Dantuma,

tegen:

[geÔntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geÔntimeerde in het principaal appËl,

appellant in het incidenteel appËl,

procureur: mr. L. Paulus.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1 Beide partijen, eerst Don Indalo c.s., hebben na het tussenarrest van 1 augustus 2006 een nadere conclusie in het principaal en incidenteel appËl genomen.

1.2 Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.

2 De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

De ontvankelijkheid van partijen in hun hoger beroep

2.1 Het hof heeft bij het tussenarrest van 1 augustus 2006, alvorens verder te beslissen, de zaak naar de rolzitting verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op het over en weer gevoerde verweer dat de andere partij verzuimd heeft om de in artikel 3:29 lid 3 BW - op straffe van niet-ontvankelijkheid voorgeschreven - inschrijving in de registers bedoeld in artikel 433 Rv. te hebben doen plaats vinden en dat zij dientengevolge niet kan worden ontvangen in haar principaal respectievelijk incidenteel appËl.

2.2 Don Indalo c.s. betogen in hun nadere conclusie kort gezegd dat hun belang bij behandeling van het geschil in hoger beroep groot is, dat, nu het bestreden vonnis onjuiste perceelsnummers vermeldt, de rechtszekerheid in het gedrang komt en dat de wetsgeschiedenis en de rechtspraak het hof mogelijkheden bieden tot een minder strikte uitleg van artikel 3:29 lid 3 BW in samenhang met artikel 433 Rv. Zij wijzen erop dat artikel 433 Rv. in de praktijk een dode letter is gebleken en beroepen zich voorts op de arresten van de Hoge Raad van 24 december 1999, NJ 2000, 495 en 16 juni 2006, RvdW 2006, 610. [geÔntimeerde] heeft dit betoog in zijn nadere conclusie gemotiveerd betwist. Hij handhaaft dat Don Indalo c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het principaal appËl wegens het in rov. 2.1 genoemde verzuim en erkent dat zijn incidenteel appËl hetzelfde lot beschoren is.

2.3 Naar het oordeel van het hof faalt het betoog van Don Indalo c.s. De verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2006 kan hen niet baten. Het ging in die zaak om de vraag hoe artikel 335 lid 2 Rv. - dat de zogenaamde achtergebleven partij verplicht om, indien zij hoger beroep wenst in te stellen van een vonnis als bedoeld in artikel 140 lid 2 Rv., vooraf en bij voorraad tegen het stellen van zekerheid te voldoen aan het vonnis, zelfs wanneer dat niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard - dient te worden toegepast. De Hoge Raad is daarbij tot de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT