Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Den Haag, Sector kanton, 29 de Enero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak29 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Sector kanton

RECHTBANK DEN HAAG

Team kanton Den Haag

Rolnr.: 1084429/11-20383 (hoofdzaak)

Rolnr.: 1145733/12-5288 (vrijwaring)

29 januari 2013

Vonnis in de hoofdzaak van:

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiser],

wonende te [woonplaats],

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

eisers, verder “de studenten”

gemachtigde: mr. R.J.C. Bindels,

tegen

de stichting Stichting Hotelschool Den Haag,

gevestigd en kantoorhoudend te Den Haag,

gedaagde, verder “de Hotelschool”,

gemachtigde: mr. L.V. Sloot,

en in de vrijwaringszaak van:

de stichting Stichting Hotelschool Den Haag,

gevestigd en kantoorhoudend te Den Haag,

eiseres, verder “de Hotelschool”,

gemachtigde: mr. L.V. Sloot,

tegen

de Staat der Nederlanden,

waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag,

gedaagde, verder “de Staat”,

gemachtigde: mr. J. Bootsma;

in navolging op het tussenvonnis in de hoofdzaak van 31 januari 2012, waarin enerzijds de kantonrechter zich bevoegd verklaarde om de zaak te behandelen en anderzijds de Hotelschool werd toegelaten om de Staat in vrijwaring te dagvaarden. Dit vonnis geldt als hier overgenomen.

Verdere procedure in de hoofdzaak en vrijwaring

Na voormeld tussenvonnis heeft de kantonrechter kennis genomen van de navolgende stukken:

in de hoofdzaak:

de conclusie van antwoord,

de aantekeningen van de griffier van de comparitie d.d. 12 juni 2012,

de conclusie van repliek,

de conclusie van dupliek,

de akte uitlating producties van de studenten,

de overgelegde producties;

en in de vrijwaring:

de dagvaarding d.d. 20 februari 2012,

de conclusie van antwoord,

de akte van 12 juni 2012 van de Staat,

de aantekeningen van de griffier van de comparitie d.d. 12 juni 2012,

de conclusie van repliek,

de conclusie van dupliek.

Tenslotte is vonnis bepaald op heden.

De Feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaring

  1. De studenten zijn allen toegelaten tot de opleiding aan de Hotelschool, meer in het bijzonder bij de nevenvestiging te Amsterdam per februari 2004. Zij hebben in verband met deze vierjarige opleiding met de Hotelschool een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten, genaamd, “Instituutsverklaring”, waarbij ook nog een “Financiële Mededeling” als aanhangsel behoort, waarin staat dat de studenten naast het wettelijke collegegeld tevens additionele kosten verschuldigd zijn. De additionele kosten, waarover het in deze zaak gaat en die door de studenten vanaf 2004 zijn betaald, zijn over de normale studieperiode de navolgende:

    Schoolgeld ad € 522,= over vier jaar;

    Outdoor-activity ad € 312,= over vier jaar;

    Vastrechtpractica ad € 648,= over vier jaar;

    Stagebijdrage ad € 266,=;

    Computer/software: € 270,=.

    De studenten die langer over hun studie hebben gedaan, hebben nog meer additionele kosten betaald of moeten betalen.

  2. De zogenaamde Financiële Mededeling behorend bij de Instituutsverklaring begint met de twee volgende alinea’s:

    “Zoals u, uit de eerder toegezonden informatie, reeds bekend is, brengt het als student aan Hotelschool Den Haag ingeschreven staan o.a. financiële verplichtingen met zich mee. Enerzijds moet het wettelijke collegegeld worden betaald via de school, anderzijds worden er additionele kosten in rekening gebracht.

    Voor de goede orde maken wij u erop attent, dat de vergoeding voor deze additionele kosten gebaseerd is op de privaatrechtelijke overeenkomst (instituutsverklaring) die u met Hotelschool Den Haag bent aangegaan. Ze vloeien dus niet voort uit de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW Stbl. 1992,594), zoals het collegegeld doet en zijn niet op grond van die wet invorderbaar.”

  3. De Hotelschool is een door de overheid gefinancierde onderwijsinstelling en valt onder het regime van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek(WHW). Zulks impliceert dat de studenten anders dan bij particuliere onderwijsinstellingen uitsluitend een door het Rijk vastgestelde onderwijsbijdrage-het collegegeld-betalen. Volgens de wettelijke bekostigingssystematiek krijgt de Hotelschool vanwege de aard van het onderwijs, dat zij geeft, een extra vergoeding, die afgestemd is op de extra kosten die de opleiding meebrengt.

  4. In de periode 1 september 2000 tot 31 augustus 2010 was artikel 46 van de WHW van toepassing, dat thans in de nieuwe wet artikel 7.50 WHW is geworden, dat vrijwel gelijkluidend is. Artikel 7.46 WHW bepaalde:

    “1. De inschrijving wordt niet afhankelijk gesteld van een andere geldelijke bijdrage dan de in de artikelen 7.43, eerste en tweede lid, 7.44, eerste lid en 7.45 eerste lid bedoelde bedragen.

  5. In afwijking van het eerste lid kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat het instellingsbestuur van een hogeschool met het oog op de inschrijving voor een opleiding als bedoeld in de artikelen 7.26, tweede lid en 7.26a, eerste lid een bijdrage mag verlangen in de kosten die rechtstreeks verband houden met het onderwijs. De algemene maatregel van bestuur bepaalt op welke kostensoorten een dergelijk bijdrage betrekking kan hebben en welk bedrag ten hoogste gevorderd kan worden.

  6. het instellingsbestuur treft voorzieningen tot financiële ondersteuning van degenen voor wie de bijdrage, bedoeld in he tweede lid, een onoverkomelijke belemmering voor de inschrijving vormt. Het instellingsbestuur stelt nadere regels vast met betrekking tot de toepassing van he tweede lid en met betrekking tot de financiële ondersteuning , bedoeld in de eerste volzin.”

  7. De opleiding die de Hotelschool geeft, valt onder artikel 7.26 WHW. Er is echter geen algemene maatregel van bestuur, zoals artikel 7.46 lid 2 die noemt. In de praktijk worden naast het collegegeld additionele kosten gevorderd. Deze praktijk wordt ondersteund door beleid van de Minister van Onderwijs en blijkt onder meer uit diens brieven van 26 juli 1989 en van 25 augustus 1994. De eerste brief luidt als volgt:

    “Brief aan de Colleges van Bestuur en de Centrale Directies van de Hogescholen van 26 juli 1989, kenmerk HW/1-836048, betreffende heffingen naast collegegeld.

    Naar aanleiding van diverse klachten die mij de afgelopen periode bereikt hebben met betrekking tot de door hogescholen gevraagde extra financiële bijdragen van studenten, naast het wettelijk vastgestelde collegegeld, en op uitdrukkelijk verzoek van de Vaste Kamer Commissie van Onderwijs van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, wil ik u nogmaals wijzen op het volgende.

    De Wet op het hoger beroepsonderwijs (W.H.B.O.) gaat er duidelijk van uit dat in principe alle kosten verbonden aan het volgen van hoger beroeps onderwijs door de overheid gesubsidieerd worden. De enige financiële bijdrage van studenten die daar tegenover mag staan is het wettelijk vastgestelde collegegeld.

    ……………………..

    Niettemin is het mogelijk dat er aan de door u aan studenten op vrijwillige basis aangeboden extra voorzieningen en activiteiten kosten verbonden zijn die in beginsel niet uit de rijksbijdrage betaald worden. Deze kosten kunt u aan studenten doorberekenen indien zij vooraf expliciet te kennen geven, dat zij van deze voorzieningen gebruik wensen te maken.

    Voorbeelden van dergelijke additionele voorzieningen c.q. activiteiten zijn onder andere readers die komen in plaats van boeken die anders door studenten zouden moeten worden aangeschaft.

    Mij is echter gebleken dat personeelskosten zoals reiskosten van personeel, gastdocenten, nascholing van docenten, dekanen, etc., evenals kosten voor onderwijsvoorzieningen zoals examenkosten, bibliotheek/mediatheekkosten en dergelijke aan studenten worden doorberekend.

    Nadrukkelijk wijs ik er op dat deze kosten geacht worden deel uit te maken van de rijksbijdrage aan de hogescholen en dienen dus daaruit betaald te worden.

    Hiernaast ben ik...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT