Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank Noord-Holland, Voorzieningenrechter, 5 de Abril de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 5 de Abril de 2013 |
Uitgevende instantie: | Voorzieningenrechter |
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/1411
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 5 april 2013
in de zaak van:
[naam]
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker,
gemachtigde mr. C.H. Hoetmer,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 20 september 2012 (het primaire besluit] heeft verweerder verzoekers aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen.
Bij besluit van 22 februari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nr. AWB 13/1410. Verzoeker heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. A.F. Tromp, namens verzoekers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. S. Dijkman Dulkes-Wan.
Beslissing
De voorzieningenrechter heeft:
- het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen;
- het bestreden besluit van 22 februari 2013 geschorst per 13 maart 2013 tot 1 juli 2013;
- verweerder opgedragen om met ingang van 13 maart 2013 aan verzoeker voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor verzoeker geldende bijstandsnorm;
- verweerder veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 944,-- , te betalen aan verzoeksers gemachtigde;
- verweerder gelast het door verzoeker betaalde griffierecht van € 44,-- aan hem te vergoeden.
Gronden van de beslissing
-
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de bewijsstukken die verzoeker heeft overgelegd en die betrekking hebben op de door hem gestelde verkoop aan zijn zuster van zijn appartement in Egypte, nog niet voldoende overtuigend zijn. Hierdoor stelt verweerder zich op het standpunt dat verzoekers recht op bijstand (nog) niet is vast te stellen.
-
De voorzieningenrechter constateert dat verzoeker uit zichzelf heeft gemeld dat hij in Egypte eigenaar is geweest van een appartement. Voorts maakt verzoeker een zeer oprechte indruk en hij lijkt er alles aan te willen doen om aannemelijk te maken dat het bewuste appartement inmiddels niet meer op zijn naam staat. Hierbij loopt hij wel aan tegen allerlei bureaucratische...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT