Wraking van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 6 de Junio de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 6 de Junio de 2013 |
Uitgevende instantie: | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden |
Parketnummer: 21-002386-13
Wrakingsnummer: 200.127.019/01
Uitspraakdatum: 6 juni 2013
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Locatie Arnhem
Wrakingskamer
Beslissing
gewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats, 1972],
wonende te [adres].
De procedure
Ter terechtzitting van de strafkamer van 3 mei 2013 is namens verzoeker om wraking verzocht van
mrs H. Abbink, B.J.J. Melssen en J.P. Bordes. Mr Abbink heeft - mede namens mrs Melssen en Bordes - bij brief van 13 mei 2013 aangegeven dat in de wraking niet wordt berust en dat er geen behoefte bestaat om te worden gehoord bij de behandeling van het wrakingsverzoek. Voorts is in die brief een inhoudelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft ter zitting van 24 mei 2013 gehoord de raadsvrouw van verzoeker en de advocaat-generaal, die heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het verzoek tot wraking
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is - kort gezegd - het volgende aangevoerd. Ter terechtzitting van 3 mei 2013 is door de raadsvrouw een verzoek tot het horen van drie getuigen gedaan. Na gehouden beraad heeft de voorzitter als beslissing van het hof medegedeeld dat het verzoek wordt afgewezen. Daarbij is overwogen dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd en hij daarmee een ongeloofwaardig verhaal heeft verteld. Door deze overweging heeft verzoeker in redelijkheid vrees van vooringenomenheid kunnen koesteren. Dit standpunt wordt versterkt door de schriftelijke reactie van de gewraakte raadsheren van 13 mei 2013, waaruit blijkt dat de justitiële documentatie van verzoeker een rol heeft gespeeld bij de beoordeling van het getuigenverzoek van de verdediging, aldus de raadsvrouw.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer stelt eveneens voorop, dat het middel van...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT