Kort geding van Rechtbank Den Haag, Voorzieningenrechter, 14 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK DEN HAAG

Team Handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/441965 / KG ZA 13-474

Vonnis in kort geding van 14 juni 2013

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats]

eiser,

advocaat mr. M.J.F. Stelling te Alphen aan den Rijn,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE ORDE VAN ADVOCATEN BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN,

zetelend te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. J.W. Bruidegom te Rotterdam.

Partijen zullen hierna worden aangeduid als '[eiser]' en 'de Orde'.

  1. De feiten

    Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 7 juni 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

    1.1. [eiser] heeft - als advocaat - een 'vredesactivist' bijgestaan, die strafrechtelijk werd vervolgd wegens het betreden van vliegbasis Volkel. De behandeling van de strafzaak werd bepaald op de zitting van de rechtbank Oost-Brabant van 24 januari 2013 onder voorzitterschap van mr. E.C.P.M. Valckx. Op 10 januari 2013 heeft [eiser], namens zijn cliënt, verzocht haar (mr. Valckx) te wraken. Bij beschikking van 31 januari 2013 heeft de wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant het wrakingsverzoek afgewezen.

    1.2. Bij brief van 1 februari 2013 heeft [eiser] zich gewend tot de president van de rechtbank Oost-Brabant. Verkort weergegeven brengt hij daarin - onder meer - het navolgende onder haar aandacht:

    - de drie rechters die de wrakingsbeschikking van 31 januari 2013 hebben gegeven (hierna 'de wrakingsrechters') hebben in de uitoefening van hun functie willens en wetens gekozen voor bedrog en ingestemd met het barbaars immorele en juridisch misdadige 'Kernwapen-arrest' van de Hoge Raad van 21 december 2001; die instemming is een keuze die uitsluitend door totaal verdorven lieden kan worden gemaakt; daarmee is de wrakingsbeschikking een uiting van een volslagen morele, juridische en intellectuele corruptie;

    - de wrakingsrechters missen iedere integriteit en hebben malicieus gehandeld;

    - aan de orde is de vraag of de wrakingsrechters überhaupt wel beschikken over de vereiste kwaliteiten om op goede wijze als rechter te kunnen functioneren en - in het verlengde daarvan - of zij kunnen worden gehandhaafd als leden van de rechterlijke macht;

    - de wrakingsrechters zijn schaamteloze lieden;

    - de wrakingsrechters hebben zich willens en wetens gevoegd in het kamp van de totaal verdorvenen, die niet meer weten wat waarheid is en die geen onderscheid meer weten te maken tussen goed en kwaad; zij hebben zich volkomen gewetenloos gedragen;

    - de wrakingsrechters zijn onpeilbaar leugenachtig;

    - de wrakingsbeschikking wekt de indruk dat, om voor benoeming tot rechter in de rechtbank Oost-Brabant in aanmerking te kunnen komen, men klaarblijkelijk het meestersdiploma van de bedriegersgilde dient te kunnen overleggen;

    - [eiser] zal de morele, juridische en intellectuele corruptie van de wrakingsrechters onder de aandacht van derden (het 'publiek') brengen.

    1.3. Bij e-mailbericht van 10 maart 2013 heeft de president van de rechtbank Oost-Brabant, mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek, het volgende medegedeeld aan de Deken van de Orde (hierna 'de Deken'):

    Vorige week woensdag 27 februari 2013 hebben wij elkaar telefonisch gesproken, onder meer over de negatieve wijze waarop mr. [eiser] zich schriftelijk uitlaat over rechters van onze rechtbank. Ik heb u toegezegd enkele uitlatingen van mr. [eiser] aan u te mailen zodat u een indruk krijgt van mijn klacht. In plaats daarvan stuur ik u de brief die ik op 1 februari j.l. van mr. [eiser] ontving om niet het risico te lopen dat losse uitlatingen de bedoeling van de schrijver in een verkeerd daglicht stellen. De onheuse toonzetting van deze brief komt overeen met de toonzetting in eerdere brieven die de rechtbank van mr. [eiser] heeft ontvangen en die naar mijn oordeel blijk geeft van onvoldoende respect voor de rechterlijke macht.

    1.4. Op 18 maart 2013 heeft de Deken een afschrift van het e-mailbericht van de president van de rechtbank Oost-Brabant toegezonden aan [eiser]. In de begeleidende brief nodigt hij [eiser] - naar aanleiding van de inhoud van het e-mailbericht - uit voor een gesprek, met het verzoek om opgave van verhinderdata.

    1.5. [eiser] heeft op 26 maart 2013 aan de Deken bericht dat hij niet ingaat op de uitnodiging voor een gesprek - kort gezegd - omdat hij van mening is dat de Deken geen bevoegdheid heeft om hem ter verantwoording te roepen c.q. te beoordelen ter zake van zijn meningsuitingen.

    1.6. In reactie daarop heeft de Deken [eiser] - bij brief van 4 april 2013 - uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van de Orde op 17 april 2013 om 11.30 uur.

    1.7. Daarop heeft [eiser] op 8 april 2013 aan de Deken medegedeeld dat hij niet ingaat op de uitnodiging voor dat gesprek. Voorts sommeert hij de Deken om zich te onthouden van iedere handelwijze die onverenigbaar is met artikel 7 van de Grondwet en om binnen een maand een beargumenteerde zienswijze inzake diens vermeende bevoegdheid aan [eiser] te doen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT