Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Junio de 2013

Datum uitspraak19 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/3078 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van

19 april 2012, 11/4639 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 19 juni 2013.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.G. van Westrenen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2013. Appellant en

mr. Van Westrenen zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. P.C.M. Huijzer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft vanaf 1 maart 2011 een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW). Bij besluit van 27 juni 2011 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant met ingang van 13 juni 2011 beëindigd. Volgens het Uwv heeft BBZ Personeelsdiensten B.V. (BBZ) appellant passend werk aangeboden en heeft appellant dit zonder geldige reden niet geaccepteerd.

1.2. Bij besluit van 13 september 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 27 juni 2011 ongegrond verklaard en zijn besluit gehandhaafd. Volgens het Uwv heeft appellant aangeboden passende arbeid geweigerd. Het Uwv heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het feit dat de gemaakte afspraken niet op papier stonden, geen belemmering opleverde om als heftruckchauffeur te werken. Volgens het Uwv had appellant een baan kunnen aanvaarden voor 40 uur per week.

  1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft appellant niet betwist dat hem de functie van heftruckchauffeur bij BBZ per 14 juni 2011 is aangeboden, die naar aard en beloning passend was. Er was volgens de rechtbank geen gerechtvaardigde reden voor appellant om schriftelijke garanties te eisen van BBZ. Evenmin was er reden om te twijfelen aan het standpunt van het Uwv dat appellant per 14 juni 2011 voor 40 uur per week werkzaamheden kon verrichten, zodat het Uwv de uitkering terecht blijvend geheel heeft geweigerd. Van dringende redenen om van het opleggen van een maatregel af te zien, is de rechtbank niet gebleken.

  2. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hem geen passend werk is aangeboden. Hij heeft toegelicht dat het Uwv hem in contact heeft gebracht met de heer [K.] van BBZ. Appellant heeft vervolgens in de avond van 10...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT