Besluit van 23 juni 2010 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure

Besluit van 23 juni 2010 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Op de voordracht van onze Minister van Justitie van 1 april 2010, nr. 5648218/10/6;Gelet op de artikelen 37 en 39 van de Vreemdelingenwet 2000;De Raad van State gehoord (advies van 9 juni 2010, nr. W03.10.0111/II);Gezien het nader rapport van onze Minister van Justitie van 18 juni 2010, nr. 5658170/10/6;Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt:AArtikel 1.1, onderdeel f, vervalt.BOnder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b van artikel 3.6, eerste lid, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: c. de vervolging van mensenhandel. CAan artikel 3.46 wordt een lid toegevoegd, luidende:3. De aanvraag wordt niet afgewezen op grond van artikel 16, eerste lid, onder a of c, van de Wet of op de grond dat de financiering van de medische behandeling niet deugdelijk is geregeld, indien ten minste een jaar direct voorafgaande aan de aanvraag tegen de uitzetting beletselen hebben bestaan als bedoeld in artikel 64 van de Wet. DAan artikel 3.47 wordt een lid toegevoegd, luidende:3. De aanvraag wordt niet afgewezen op grond van artikel 16, eerste lid, onder a of c, van de Wet of op de grond dat de financiering van de medische behandeling niet deugdelijk is geregeld, indien ten minste een jaar direct voorafgaande aan de aanvraag tegen de uitzetting beletselen hebben bestaan als bedoeld in artikel 64 van de Wet. EArtikel 3.105d vervalt.FDe artikelen 3.109 tot en met 3.118 komen te luiden:

Artikel 3.109
  1. De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, wordt door de vreemdeling niet eerder ingediend dan zes dagen nadat hij overeenkomstig door Onze Minister gestelde regels te kennen heeft gegeven die aanvraag in te willen dienen. 2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te worden voorgelicht over de asielprocedure en om zich op de asielprocedure voor te bereiden en zich daartoe te laten bijstaan. Aan de vreemdeling die te kennen geeft de in het eerste lid bedoelde aanvraag in te willen dienen wordt tijdig mededeling gedaan van de hem toekomende bevoegdheid zich bij een gehoor als bedoeld in de artikelen 3.112, eerste lid en 3.113, tweede lid, te doen bijstaan. 3. Gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn worden de vreemdeling van overheidswege geen vragen gesteld naar zijn asielmotieven. 4. Van de vreemdeling die te kennen geeft de in het eerste lid bedoelde aanvraag in te willen dienen, worden door Onze Minister identificatiefoto’s vervaardigd en wordt een dactyloscopisch signalement opgemaakt. De vreemdeling verleent hieraan zijn medewerking. 5. De vreemdeling die te kennen geeft de in het eerste lid bedoelde aanvraag in te willen dienen wordt een medisch onderzoek aangeboden. Voor dit onderzoek is de schriftelijke toestemming van de vreemdeling vereist. 6. In afwijking van het eerste lid wordt geen termijn gesteld indien: a. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid; b. de vreemdeling overlast bezorgt aan vreemdelingen die in een opvangvoorziening verblijven, aan personen die werkzaam zijn in de voorziening of aan anderen; c. de vreemdeling reeds eerder een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van de Wet, heeft ingediend, of d. de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van artikel 59 van de Wet, tenzij de aanvraag wordt ingediend in een Aanmeldcentrum. 7. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de in het eerste lid bedoelde termijn niet van toepassing is indien de aanvraag wordt ingediend in het Aanmeldcentrum Schiphol.

Artikel 3.110
  1. Voor het onderzoek naar de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, zijn in een Aanmeldcentrum acht dagen beschikbaar. 2. Onze Minister kan de in het eerste lid genoemde termijn verlengen. In dat geval zijn voor het onderzoek in een Aanmeldcentrum ten hoogste veertien dagen beschikbaar. 3. De termijnen, genoemd in het eerste en tweede lid, vangen aan op de dag waarop de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, wordt ingediend. Voor die termijnen tellen, met uitzondering van het Aanmeldcentrum Schiphol, de dagen gedurende het weekeinde en de dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen niet mee, tenzij bij ministeriële regeling wordt bepaald dat deze wel meetellen.

Artikel 3.111
  1. Bij de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, worden door de vreemdeling in persoon alle gegevens verstrekt, waaronder begrepen de relevante documenten, op basis waarvan in samenwerking met de vreemdeling beoordeeld kan worden of er een rechtsgrond voor verlening van de vergunning aanwezig is. 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde gegevens.

Artikel 3.112
  1. Nadat de vreemdeling op de eerste dag de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet heeft ingediend, wordt hij op diezelfde dag door Onze Minister aan een eerste gehoor onderworpen. 2. Het eerste gehoor geschiedt overeenkomstig een bij ministeriële regeling vastgestelde vragenlijst. De vragenlijst bevat geen vragen omtrent de beweegredenen van de aanvraag. 3. Een afschrift van de ingevulde vragenlijst wordt op de eerste dag aan de vreemdeling ter kennis gebracht. 4. In afwijking van het eerste lid kan een eerste gehoor achterwege worden gelaten indien de vreemdeling reeds eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning, als bedoeld in artikel 28 van de Wet, heeft ingediend.

Artikel 3.113
  1. Gedurende de tweede dag wordt de vreemdeling in staat gesteld zich op het nader gehoor voor te bereiden. 2. Op de derde dag wordt de vreemdeling door Onze Minister aan een nader gehoor onderworpen. 3. Van het nader gehoor wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Een afschrift van het verslag van nader gehoor wordt op de derde dag aan de vreemdeling ter kennis gebracht. 4. De vreemdeling kan uit eigen beweging of desgevraagd nadere gegevens verstrekken uiterlijk op de vierde dag. Het verslag van nader gehoor vermeldt deze termijn. 5. In afwijking van het tweede lid blijft een nader gehoor in een Aanmeldcentrum achterwege: a. indien de vreemdeling om medische redenen niet aan een nader gehoor kan worden onderworpen, of b. ten aanzien van een alleenstaande minderjarige vreemdeling beneden de leeftijd van twaalf jaar.

Bij ministeriële regeling kunnen andere gevallen worden aangewezen waarin een nader gehoor in een Aanmeldcentrum achterwege blijft. 6. Indien een nader gehoor in een Aanmeldcentrum achterwege is gebleven wordt de vreemdeling door Onze Minister zo spoedig mogelijk aan een nader gehoor onderworpen. Van het nader gehoor wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Een afschrift van het verslag van nader gehoor wordt zo spoedig mogelijk aan de vreemdeling ter kennis gebracht. Het verslag van nader gehoor vermeldt de termijn waarbinnen de vreemdeling uit eigen beweging of desgevraagd nadere gegevens kan verstrekken. Deze termijn bedraagt ten minste twee dagen.

Artikel 3.114
  1. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van de Wet, af te wijzen binnen acht dagen, wordt het schriftelijk voornemen daartoe aan de vreemdeling uitgereikt op de vijfde dag. 2. De vreemdeling brengt zijn zienswijze op het in het eerste lid bedoelde voornemen schriftelijk naar voren uiterlijk op de zesde dag. 3. De schriftelijke zienswijze is tijdig bij Onze Minister ingediend, indien deze voor het einde van de termijn is ontvangen. 4. Het tijdstip van uitreiken van het voornemen en de ontvangst van de schriftelijke zienswijze worden door Onze Minister vastgelegd. 5. Onze Minister houdt rekening met een na afloop van de termijn ontvangen schriftelijke zienswijze, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt. Met een na afloop van de termijn ontvangen aanvulling op een eerder ingediende schriftelijke zienswijze wordt rekening gehouden, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt en de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. Het ontbreken van de schriftelijke zienswijze, na het verstrijken van de termijn waarbinnen de vreemdeling zijn zienswijze schriftelijk naar voren kan brengen, staat aan het geven van de beschikking niet in de weg. 6. Onze Minister maakt de beschikking uiterlijk op de achtste dag bekend door uitreiking of toezending ervan.

Artikel 3.115
  1. Onze Minister kan de in artikel 3.110, eerste lid, genoemde termijn verlengen: a. in geval van overschrijding van de termijnen, bedoeld in de artikelen 3.112, eerste en derde lid, 3.113, tweede en derde lid, en 3.114, eerste en zesde lid, tenzij de overschrijding aan Onze Minister kan worden toegerekend; b. in geval van overschrijding van de termijnen, bedoeld in de artikelen 3.113, eerste en vierde lid, of 3.114, tweede lid, en de vreemdeling een met redenen omkleed verzoek om verlenging heeft ingediend, tenzij de overschrijding aan de vreemdeling kan worden toegerekend; c. indien naar het oordeel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT