Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet

Besluit van 27 november 2020 tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en enkele andere besluiten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 6 april 2020, nr. IENW/BSK-2020/49546, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Gelet op de kaderrichtlijn afvalstoffen, de kaderrichtlijn water, de nitraatrichtlijn, de nec-richtlijn, Richtlijn nr. 86/278/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1986, betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PbEG 1986, L 278), de artikelen 2.24, eerste lid, 4.3, eerste en tweede lid, 5.1, eerste en tweede lid, 5.11, eerste lid, 5.18, eerste lid, 5.26, 5.34, tweede lid, 16.43, eerste en vierde lid, 18.2, vierde en zesde lid, 19.0, 20.10, eerste en tweede lid, en 22.2, eerste lid, van de Omgevingswet, artikel 3.6 van de Aanvullingswet bodem, de artikelen 4 en 5 van de Kaderwet subsidies I en M, de artikelen 15, eerste en tweede lid, 16, 34, 35 en 40 van de Meststoffenwet, artikel 22, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslagen, artikel 2, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, de artikelen 8.40, eerste lid, 9.2.2.1, eerste lid, 9.5.2, eerste lid, 10.2, tweede lid, 10.43, eerste lid, en 11a.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2020, nr. W17.20.0100/IV);Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 23 november 2020, nr. IENW/BSK-2020/194717, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 WIJZIGING IN DE UITVOERINGSREGELGEVING VAN DE OMGEVINGSWET Artículos 1 a 22.136
ARTIKEL I

(BESLUIT ACTIVITEITEN LEEFOMGEVING).

Het Besluit activiteiten leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 2.8 komt te luiden:

Artikel 2.8

(bevoegd gezag Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).

Voor het op of in de bodem brengen van meststoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.20, is Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het bevoegd gezag: a. waaraan een melding wordt gedaan; b. dat een maatwerkvoorschrift kan stellen; of c. dat beslist op een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen. BArtikel 3.40, tweede lid, onder a en b, komt te luiden:a. het opslaan en samenvoegen van grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit van kwaliteitsklasse landbouw/natuur, wonen of industrie als bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit; b. het opslaan en samenvoegen van baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit van kwaliteitsklasse algemeen toepasbaar, licht verontreinigd of matig verontreinigd als bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit; CArtikel 3.40b, tweede lid, komt te luiden:2. Onder de aanwijzing vallen niet: a. het op of in de bodem brengen van meststoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.20, voor zover dat een nuttige toepassing is; b. het toepassen van bouwstoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.25, voor zover dat een nuttige toepassing is; c. het toepassen van grond of baggerspecie, bedoeld in paragraaf 3.2.26, voor zover dat een nuttige toepassing is; d. het toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen in de voormalige mijnbouwgebieden in de provincie Limburg, bedoeld in paragraaf 3.2.27, voor zover dat een nuttige toepassing is; e. een stortplaats of winningsafvalvoorziening als bedoeld in paragraaf 3.3.12; f. het lozen van afvalwater op of in de bodem; en g. het op of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen die nog niet zijn ingezameld of afgegeven. DArtikel 3.40c, tweede lid, komt te luiden:2. Het verbod geldt niet voor het op of in de bodem brengen van plantenresten, dat op grond van artikel 3, tweede lid, onder c, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen is aangewezen. EParagrafen 3.2.20 tot en met 3.2.27 komen te luiden:

§ 3.2.20 Het op of in de bodem brengen van meststoffen

Artikel 3.48

a (aanwijzing milieubelastende activiteiten).

  1. ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT