Besluit van 17 juni 2010, houdende wijziging van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en intrekking van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991, in verband met de implementatie van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG (PbEU L 156)

Besluit van 17 juni 2010, houdende wijziging van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en intrekking van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991, in verband met de implementatie van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG (PbEU L 156)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 15 april 2010 nr. 126806, directie Juridische Zaken; Gelet op Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG (PbEU L 156); Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Plantenziektenwet;De Raad van State gehoord advies van 12 mei 2010, nr. W11.10.0137/IV;Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 11 juni 2010, nr. 133306;Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bestrijding schadelijke organismen wordt als volgt gewijzigd:AOnder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel c, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende: d. aardappelcysteaaltje:

Globodera pallida (Stone) Behrens (Europese populaties) of Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens (Europese populaties);e. perceel:

ononderbroken grondoppervlak, waarvan de locatie en de grootte op basis van de uitkomsten van onderzoek naar de aanwezigheid van het aardappelcysteaaltje door Onze Minister worden vastgesteld. BIn de artikelen 8, 9, 10 en 17 wordt telkens «terrein of» vervangen door: terrein, perceel of.CNa artikel 12, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Aardappelmoeheid

Artikel 12

a.

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de omstandigheden die van belang zijn voor en criteria die worden gehanteerd bij de vaststelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel e.

Artikel 12

b.

  1. Het is verboden door Onze Minister aangewezen planten te telen of te bewaren op grond waarvoor de gebruiksgerechtigde niet in het bezit is van een door Onze Minister, na officieel onderzoek overeenkomstig Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG (PbEU L 156), afgegeven verklaring, waaruit blijkt dat het perceel vrij is of wordt geacht te zijn van besmetting met het aardappelcysteaaltje. 2. Het eerste lid is niet van toepassing in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen en onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden, indien geen aanwijsbaar risico bestaat op de aanwezigheid of verspreiding van het aardappelcysteaaltje. 3. De verklaring kan onder beperkende voorwaarden worden verleend en te allen tijde worden ingetrokken. DAan artikel 20 worden twee leden toegevoegd, luidende:8. Verklaringen afgegeven krachtens artikel 5 van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991, die nog van kracht zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van (...), houdende wijziging van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en intrekking van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991, in verband met de implementatie van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG (PbEU L 156), worden geacht te zijn afgegeven op grond van artikel 12b en zijn, tenzij ze voortijdig worden ingetrokken of de geldigheid verstrijkt, geldig tot en met het moment dat op het voor de verklaring relevante perceel voor de eerste maal door Onze Minister op grond van artikel 12b aangewezen planten worden geteeld. 9. Aanwijzingen van terreinen gedaan krachtens artikel 6 van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991, die nog van kracht zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van (...), houdende wijziging van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en intrekking van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991 in verband met de implementatie van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG (PbEU L 156), worden geacht te zijn gedaan op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 17.

ARTIKEL II

Het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991 wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2010. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 juli 2010, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot’s-Gravenhage, 17 juni 2010BeatrixDe Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,G. Verburg

Uitgegeven de negenentwintigste juni 2010 De Minister van Justitie,E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1 Algemeen

§ 1.1 Achtergrond

Het onderhavige wijzigingsbesluit strekt tot:– implementatie van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG (PbEU L 156, verder: richtlijn 2007/33/EG); – samenvoeging van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991, en intrekking van de voorschriften voor particulieren inzake de teelt van aardappelen in zogenoemde aardappelteeltverbodsgebieden.

§ 1.2 Achtergrond aardappelmoeheid

Aardappelmoeheid (AM) is een plaag die aardappelplanten aantast en wordt veroorzaakt door het aardappelcysteaaltje. Aantasting van de aardappelplant door het aardappelcysteaaltje heeft tot gevolg dat de aardappelplant minder goed groeit of sterft. De plaag heeft grote inkomstenderving tot gevolg. Het aardappelcysteaaltje kan meer dan 10 jaar in de grond overleven en wordt actief wanneer het met voor het aardappelcysteaaltje gevoelige planten – waaronder aardappelplanten en bloembollen – in aanraking komt. Aardappelmoeheid komt in verschillende lidstaten van de Europese Unie voor.

Omdat het aardappelcysteaaltje grote schade kan aanrichten, wordt het al sinds de jaren 40 van de vorige eeuw bestreden. In 1969 is een eerste Europese...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT