Wet van 1 oktober 2014 tot aanpassing van de Advocatenwet en enige andere wetten in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde en herziening van het toezicht op advocaten (Wet positie en toezicht advocatuur)

Wet van 1 oktober 2014 tot aanpassing van de Advocatenwet en enige andere wetten in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde en herziening van het toezicht op advocaten (Wet positie en toezicht advocatuur)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Advocatenwet en enige andere wetten te wijzigen in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde en herziening van het toezicht op advocaten, alsmede om enkele andere wijzigingen in de Advocatenwet door te voeren; Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Advocatenwet wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 1, derde lid, komt te luiden:3. Voorwaardelijke inschrijving vindt plaats indien de verzoeker die op grond van artikel 9b de praktijk onder begeleiding van een patroon dient uit te oefenen niet beschikt over een ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. In alle overige gevallen alsmede in het geval, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, geschiedt de inschrijving onvoorwaardelijk. Wordt een verklaring of erkenning als bedoeld in de eerste volzin nadien alsnog overgelegd, dan wordt van rechtswege aan de inschrijving het voorwaardelijk karakter ontnomen. BArtikel 2 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Bevoegd om te verzoeken om inschrijving als advocaat is een ieder: a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend; b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen; c. die beschikt over een ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. 2. Het tweede, derde en zesde lid worden vernummerd tot zesde, achtste en tiende lid. 3. Na het eerste lid worden twee leden ingevoegd, luidende: 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht. 4. Het vierde en vijfde lid komen te luiden: 4. Eveneens is bevoegd inschrijving te verzoeken degene die in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of daaraan gelijkwaardige opleiding heeft afgelegd. In dat geval onderzoekt de algemene raad in hoeverre het afsluitend examen en de in deze andere lidstaat door de verzoeker verworven beroepservaring gelijkwaardig zijn aan de ingevolge het tweede lid gestelde beroepsvereisten. Indien blijkt dat het afsluitend examen en de beroepservaring niet gelijkwaardig zijn aan de ingevolge het tweede lid gestelde beroepsvereisten, kan de algemene raad eisen dat de verzoeker een proeve van bekwaamheid of aanvullende examens aflegt. De algemene raad draagt zorg voor de mogelijkheid tot het kunnen afleggen van een proeve van bekwaamheid of het afleggen van aanvullende examens. 5. Een verzoek tot inschrijving als advocaat wordt ingediend bij de raad van de orde in het arrondissement waar de verzoeker kantoor wenst te houden. 5. In het zesde lid (nieuw) wordt «als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: «als bedoeld in het eerste en vierde lid», en wordt «raad van toezicht» telkens vervangen door: raad van de orde. 6. Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 7. Tenzij de raad toepassing geeft aan artikel 4, eerste lid, zendt hij een afschrift van het verzoek en de daarbij overgelegde verklaringen en documenten aan de rechtbank in het arrondissement waarin de verzoeker kantoor wenst te houden ten behoeve van de beëdiging van de verzoeker. 7. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende: 9. Indien een beslissing van de raad tot weigering van het in behandeling nemen van de inschrijving als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onherroepelijk is geworden, wordt een nieuw verzoek dat is ingediend binnen een jaar na het geweigerde verzoek buiten behandeling gelaten. Indien wijziging in de omstandigheden of het feit dat het verzoek wordt ingediend bij een andere raad dit rechtvaardigt, kan de raad in het arrondissement waar de verzoeker kantoor wenst te houden beslissen het verzoek tot inschrijving alsnog in behandeling te nemen. In dat geval geeft de raad toepassing aan het zevende lid. 8. In het tiende lid (nieuw) wordt «in het eerste lid» vervangen door: in het eerste of vierde lid. BaIn de artikelen 2a, tweede lid, 9aa, eerste lid, 60af, tweede lid, 60g, tweede lid, en 60h, eerste lid, wordt «raad van toezicht» telkens vervangen door: raad van de orde. BbIn de artikelen 2a, vierde lid, 2b, eerste lid, tweede volzin, 6, 7, onderdeel b, 9, derde, vijfde en zesde lid, 9aa, vierde tot en met zevende lid, 9b, tweede lid, derde volzin, en derde lid, 22, eerste lid, 23, tweede lid, 32, derde lid, en 38, tweede lid, wordt «raad van toezicht» telkens vervangen door: raad. CIn artikel 2a, vijfde lid, wordt «het tweede lid van artikel 2» vervangen door: «artikel 2, zesde lid,» en vervalt de laatste volzin. CaIn artikel 2b, eerste lid, eerste volzin, wordt «raad van toezicht» vervangen door: raad van de orde in het arrondissement waarin de advocaat kantoor kan houden. DIn artikel 2c, eerste lid, wordt aan het slot voor de punt ingevoegd:, indien hij onder die beroepstitel is ingeschreven in de staat van herkomst. EArtikel 3, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Na ontvangst van het afschrift van het verzoek en de daarbij overlegde verklaringen en documenten, bedoeld in artikel 2, zesde lid, worden advocaten op requisitoir van het openbaar ministerie beëdigd door de rechtbank in het arrondissement waarin zij kantoor wensen te houden. FArtikel 4 komt te luiden:

Artikel 4
  1. De raad van de orde in het arrondissement waarbij het verzoek, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, is ingediend kan weigeren het verzoek in behandeling te nemen, indien: a. de verzoeker niet voldoet aan de in de artikelen 2 en 2a gestelde vereisten voor de inschrijving, dan wel indien hij de in deze artikelen bedoelde verklaringen of documenten niet heeft overgelegd; b. de gegronde vrees bestaat dat de verzoeker als advocaat inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt; of c. de verzoeker op grond van artikel 8c, tweede lid, van het tableau is geschrapt zonder dat alsnog de daar bedoelde verklaring kan worden overgelegd en het verzoek wordt ingediend binnen een door de algemene raad nader te bepalen termijn na de schrapping. 2. Indien het verzoek, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, is ingediend door een verzoeker die eerder als advocaat ingeschreven is geweest, kan de raad het verzoek tevens weigeren in behandeling te nemen indien hij van oordeel is dat de verzoeker niet voldoet aan de bij of krachtens verordening gestelde eisen om voor hernieuwde inschrijving in aanmerking te komen. 3. Een beslissing tot weigering van het in behandeling nemen van het verzoek wordt genomen binnen zes weken na de indiening ervan. 4. De in artikel 3 bedoelde beëdiging kan plaatsvinden nadat de raad niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn heeft besloten tot weigering van het in behandeling nemen van het verzoek, of indien de raad heeft verklaard het verzoek in behandeling te nemen. 5. Bij of krachtens verordening wordt bepaald in hoeverre na schrapping op grond van artikel 8c, tweede lid, nog examen in onderdelen van de opleiding kan worden afgelegd alsmede onder welke voorwaarden dit examen kan worden afgelegd. GArtikel 5 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De secretaris van de raad maakt de beslissing tot weigering van het in behandeling nemen van het verzoek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onverwijld bekend aan de verzoeker. 2. De eerste twee volzinnen van het derde lid komen te luiden: Het beklag wordt gedaan bij verzoekschrift, waarbij een afschrift wordt gevoegd van de beslissing waartegen het beklag is gericht. De griffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de raad die de beslissing heeft genomen. GaArtikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

De griffier zendt onverwijld afschrift van de beslissing aan de verzoeker en de raad.HArtikel 8 komt te luiden:

Artikel 8
  1. Met het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT