Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2003

111

Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat regels gesteld worden met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder: a. Onze Minister: de Minister van Justitie; b. het College van Toezicht: het College van Toezicht, bedoeld in artikel 2; c. collectieve beheersorganisatie: de door Onze Minister aangewezen rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast is met de inning en de verdeling van vergoedingen, verschuldigd op grond van de Auteurswet 1912, of op grond van de Wet op de naburige rechten, of de rechtspersoon die met toestemming van Onze Minister als bedrijf bemiddeling verleent inzake muziekauteursrecht op grond van artikel 30a van de Auteurswet 1912.

Artikel 2
  1. Er is een College van Toezicht dat tot taak heeft toezicht uit te oefenen op de inning en de verdeling van de vergoedingen door de collectieve beheersorganisaties. 2. Het College van Toezicht ziet er op toe dat een collectieve beheersorganisatie: a. aan rechthebbenden en betalingsplichtigen voldoende inzicht verschaft in haar algemene en financiële beleid; b. voldoende is toegerust om haar taken naar behoren te kunnen uitoefenen;

Staatsblad 2003 111 1

  1. de door haar geïnde vergoedingen op rechtmatige wijze verdeelt over de rechthebbenden overeenkomstig het repartitiereglement; d. bij de uitoefening van haar werkzaamheden voldoende rekening houdt met de belangen van de betalingsplichtigen; e. een deugdelijke geschillenregeling voor rechthebbenden kent; f. gelijke gevallen op gelijke wijze behandelt.

Artikel 3
  1. De volgende besluiten van een collectieve beheersorganisatie, niet zijnde een vereniging, worden slechts genomen na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het College van Toezicht: a. een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de collectieve beheersorganisatie; b. een besluit tot benoeming van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; c. een besluit tot vaststelling of wijziging van modelovereenkomsten met rechthebbenden betreffende de uitoefening en handhaving van auteursrechten of naburige rechten; d. een besluit tot vaststelling of wijziging van andere modelovereenkomsten en reglementen die de uitoefening van de aan de collectieve beheersorganisatie opgedragen taak betreffen. 2. Het College van Toezicht kan over besluiten als bedoeld in het eerste lid een collectieve beheersorganisatie van advies dienen. 3. Het College van Toezicht kan slechts zijn goedkeuring aan een besluit onthouden indien de collectieve beheersorganisatie binnen een door het college te bepalen periode na ontvangst van een voorafgaand advies van het college het advies niet opvolgt.

Artikel 4

Het College van Toezicht houdt geen toezicht op collectieve beheersorganisaties voor zover toezicht op grond van de Mededingingswet wordt uitgeoefend door de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

Artikel 5
  1. Een collectieve beheersorganisatie is gehouden het College van Toezicht vooraf schriftelijk te informeren over te nemen besluiten die van wezenlijke invloed zijn op de uitoefening door de collectieve beheersorganisatie van haar wettelijke taken of het verlenen van bemiddeling als bedoeld in artikel 30a van de Auteurswet 1912, waaronder: a. investeringen die een door het College van Toezicht bij reglement vast te stellen bedrag te boven gaan; b. het oprichten of mede-oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon of het deelnemen in een vennootschap. 2. De leden van het College van Toezicht hebben toegang tot de kantoren van een collectieve beheersorganisatie en kunnen de algemene ledenvergadering, de vergadering van aangeslotenen en de vergaderingen van het bestuur van de collectieve beheersorganisatie bijwonen. De leden van het College hebben inzage in boeken en bescheiden en andere informatiedragers van een collectieve beheersorganisatie een en ander voor zover kennisneming...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT