Belastingplan BES eilanden 2024

Wet van 20 december 2023 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2024 en volgende jaren in een aantal belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES eilanden wijzigingen aan te brengen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Belastingwet BES wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. 2. In het eerste lid (nieuw), onderdeel d, wordt «Wet loonbelasting BES en van» vervangen door «Wet loonbelasting BES, de» en wordt na «Wet inkomstenbelasting BES» ingevoegd «en de minimumbelasting geheven op basis van hoofdstuk VIIB». 3. Aan het eerste lid (nieuw) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel s door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende: t. personenauto:

de personenauto, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992; u. bestelauto:

de bestelauto, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, en derde tot en met zesde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992. 4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op basis waarvan motorrijtuigen voor de toepassing van deze wet, de Wet inkomstenbelasting BES of de Wet loonbelasting BES: a. niet als personenauto worden aangemerkt; of b. niet als bestelauto worden aangemerkt. BArtikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:1. In het derde lid, onderdeel b, wordt «95 percent» vervangen door «50 percent» en wordt aan dat onderdeel toegevoegd «, en de overige bezittingen van het lichaam voldoen aan het tweede lid, onderdeel b». 2. In het zevende lid wordt «in het verzoek aangegeven kalenderjaar, doch niet eerder dan zes maanden» vervangen door «in het verzoek aangegeven eerste kalenderjaar waarin de belastingplichtige voor de toepassing van deze wet op de BES eilanden is gevestigd, doch niet eerder dan 24 maanden». BaIn artikel 5.6, vierde lid, wordt «artikel 8.11, tweede lid» vervangen door «artikel 8.11, derde lid». CIn artikel 5.8 wordt «een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting dan wel de Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door «een verdrag of regeling ter voorkoming van dubbele belasting». DArtikel 5.10 vervalt.EArtikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:1. Onderdeel f vervalt, onder verlettering van de onderdelen g, h en i tot f, g en h. 2. In onderdeel f (nieuw) wordt «CO2-uitstoot van een personenauto» vervangen door «CO2-uitstoot van een personenauto en een bestelauto». FArtikel 6.4, eerste lid, onderdeel f, vervalt, onder verlettering van onderdeel g tot f. GIn artikel 6.9, vierde lid, wordt «artikel 6.4, eerste lid, onderdelen d en f» vervangen door «artikel 6.4, eerste lid, onderdeel d» en vervalt «of voortgebracht». HIn artikel 6.10, tweede lid, onderdelen b en c, wordt «personenauto’s» vervangen door «personenauto’s en bestelauto’s». IIn artikel 6.10a, tweede lid, wordt «personenauto’s» vervangen door «personenauto’s en bestelauto’s». JArtikel 6.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:1. In onderdeel k wordt «artikel 6.4, eerste lid, onderdeel g» vervangen door «artikel 6.4, eerste lid, onderdeel f». 2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: z. de opvang van kinderen in kinderopvang, zijnde het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum, alsmede de opvang van kinderen in een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst waarvan de betaling door ouders aan gastouders geschiedt, met dien verstande dat tot kinderopvang of gastouderopvang niet worden gerekend: 1°. het toezicht op schoolgaande kinderen dat zich beperkt tot het toezicht tijdens de middagpauze; 2°. de verzorging, de opvoeding en de bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen, anders dan gastouderopvang, die geschiedt op een plaats waar het kind zijn hoofdverblijf heeft;. KArtikel 6.14, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:1. In de eerste zin wordt «is verplicht op verzoek van zijn afnemer een doorlopend genummerde en gedagtekende factuur aan de afnemer uit te reiken» vervangen door «reikt aan die ondernemer een doorlopend genummerde en gedagtekende factuur als bedoeld in artikel 8.89a, eerste lid, uit». 2. De tweede zin vervalt. LIn artikel 6.19, tweede lid, onderdelen a en b, wordt «personenauto’s» vervangen door «personenauto’s en bestelauto’s». MIn artikel 6.19a, tweede lid, wordt «personenauto’s» vervangen door «personenauto’s en bestelauto’s». NIn artikel 6.22 wordt in het eerste lid, onderdeel a, het vijfde lid en het zevende lid «USD 20.000» vervangen door «USD 30.000». OIn artikel 7.4, eerste lid, onderdeel g, wordt «artikel 6.4, eerste lid, onderdeel g» vervangen door «artikel 6.4, eerste lid, onderdeel f». PNa hoofdstuk VIIA wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIIB MINIMUMBELASTING
TITEL 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artículo 7
Artikel 7

b.1 Toepassing Wet minimumbelasting 2024.

  1. Met betrekking tot groepsentiteiten als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet minimumbelasting 2024 die op grond van artikel 1.5 in samenhang met artikel 5.2 zijn gevestigd op de BES eilanden of die een op de BES eilanden gelegen vaste inrichting zijn als bedoeld in onderdeel c van de definitie van vaste inrichting in artikel 1.2, eerste lid, van de Wet minimumbelasting 2024 is de Wet minimumbelasting 2024, met uitzondering van de artikelen, bedoeld in het derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij: a. wordt gelezen voor: 1°. Nederland: de BES eilanden; 2°. in Nederland: op de BES eilanden; b. in de in artikel 1.2, eerste lid, van die wet opgenomen definities van kwalificerende binnenlandse bijheffing, kwalificerende inkomen-inclusiemaatregel en kwalificerende onderbelastewinstmaatregel, en in artikel 6.2, tweede lid, onderdeel a, onder 4°, van die wet de zinsnede «, met betrekking tot derde staten,» buiten toepassing blijft; c. in artikel 4.1, eerste lid, aanhef, van die wet de zinsnede «of door een in een lidstaat gevestigde uiteindelijkemoederentiteit die een uitgesloten entiteit is» buiten toepassing blijft; d. in artikel 13.3, eerste en tweede lid, van die wet wordt gelezen voor artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht: artikel 27, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES. 2. In afwijking van de in artikel 1.2, eerste lid, van de Wet minimumbelasting 2024 opgenomen definitie van derde staat wordt daaronder voor de toepassing van die wet op groepsentiteiten als bedoeld in het eerste lid, aanhef, verstaan: het Koninkrijk der Nederlanden met uitzondering van de BES eilanden, en elke andere staat. 3. De hoofdstukken 5, 11 en 12 en artikel 14.3 van de Wet minimumbelasting 2024 zijn niet van overeenkomstige toepassing op groepsentiteiten als bedoeld in het eerste lid, aanhef.

TITEL 2 WIJZE VAN HEFFING
Artikel 7

b.2 Voldoening op aangifte.

  1. De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting wordt op aangifte voldaan. 2. In afwijking van artikel 8.5, tweede lid, eerste zin, en artikel 8.11, derde lid, stelt de inspecteur de termijn voor het doen van aangifte zodanig vast dat deze niet eerder verstrijkt dan zeventien maanden na het einde van het tijdvak. 3. In afwijking van artikel 8.11, eerste lid, is de belastingplichtige gehouden de belasting overeenkomstig de aangifte aan de ontvanger te betalen binnen zeventien maanden na het einde van het tijdvak. 4. Indien artikel 8.4, zevende lid, van de Wet minimumbelasting 2024 toepassing vindt op een bedrag aan ingevolge hoofdstuk 3 van die wet verschuldigde binnenlandse bijheffing vervalt de betalingsverplichting voor dat bedrag aan binnenlandse bijheffing.

Artikel 7

b.3 Naheffing.

  1. In afwijking van artikel 8.12, vierde lid, vervalt de bevoegdheid tot naheffing door verloop van zes jaren en vier maanden na het einde van het tijdvak waarover de belasting is verschuldigd. 2. Indien artikel 7b.8, eerste en tweede lid, toepassing vindt, vervalt in afwijking van artikel 8.12, vierde lid, de bevoegdheid tot naheffing door verloop van zes jaren en zeven maanden na het einde van het tijdvak waarover de belasting is verschuldigd. 3. Indien artikel 8.4, zevende lid, van de Wet minimumbelasting 2024 toepassing vindt op een bedrag aan ingevolge hoofdstuk 3 van die wet verschuldigde binnenlandse...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT