Besluit emissie van broeikasgassen elektriciteitsopwekking

Besluit van 17 mei 2022, houdende regels met betrekking tot de emissie van broeikasgassen bij elektriciteitsopwekking (Besluit emissie van broeikasgassen elektriciteitsopwekking)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat & Energie, van 14 oktober 2021, nr. WJZ / 21230343; Gelet op de artikelen 16a.3, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 16.6, eerste en derde lid, 16a.8, derde lid, en artikel 16a.9, tweede lid, van de Wet milieubeheer; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 november 2021, nr. W18.21.0316/IV); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Klimaat en Energie, van 13 mei 2022, nr. WJZ / 22176713; Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. Onze Minister:

de Minister voor Klimaat en Energie;b. wet:

Wet milieubeheer;c. referentiesituatie:

situatie waarin gelijke hoeveelheden elektriciteit en warmte in een warmtekrachtkoppeling gescheiden worden opgewekt.

Artikel 2

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringsplan wordt ingediend, de gegevens en de bescheiden die door de aanvrager worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag, en de wijze waarop die gegevens worden verkregen.

Artikel 3
  1. De elektriciteitsjaarvracht bij de opwekking met een warmtekrachtkoppeling, bedoeld in artikel 16a.8, tweede lid, van de wet wordt overeenkomstig de volgende rekenmethode bepaald: a. de hoeveelheid opgewekte elektriciteit en warmte in de referentiesituatie wordt gedeeld door het desbetreffende referentierendement van de opwekking van elektriciteit en warmte, ter vaststelling van de hoeveelheid energie die bij gescheiden opwekking van die hoeveelheid elektriciteit en warmte benodigd is; b. de overeenkomstig onderdeel a vastgestelde hoeveelheid benodigde energie die bij gescheiden opwekking van elektriciteit benodigd is, wordt gedeeld door de hoeveelheid energie die bij gescheiden opwekking van die hoeveelheid elektriciteit en warmte benodigd is; c. de uitkomst van de deling, bedoeld in onderdeel b, is het percentage van het brandstofverbruik en het grondstofverbruik van de warmtekrachtkoppeling dat aan de opwekking van elektriciteit toe te rekenen is. Dit percentage wordt vermenigvuldigd met de emissiefactor van de gebruikte brandstof of grondstof; d. uitkomst van de vermenigvuldiging, bedoeld in onderdeel c, is de elektriciteitsjaarvracht, bedoeld in de aanhef. 2. Bij de bepaling van de elektriciteitsjaarvracht bij de opwekking van elektriciteit door middel van restgassen, bedoeld in artikel 16a.8, derde lid, onderdeel b, van de wet wordt in het elektriciteitsmonitoringsplan een referentiebrandstof gebruikt. De referentiebrandstof is aardgas met dezelfde technisch bruikbare energie-inhoud als de restgassen. 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot: a. de referentiesituatie en het referentierendement, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a; b. de emissiefactor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c; c. de referentiebrandstof en de correctiefactor voor technisch bruikbare energie-inhoud, bedoeld in het tweede lid; d. de bepaling en registratie van de elektriciteitsjaarvracht, bedoeld in artikel 16a.8, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel 4
  1. Het afgeven van een verklaring met betrekking tot de verificatie van het elektriciteitsemissieverslag geschiedt door dezelfde verificateur die het emissieverslag, bedoeld in artikel 16.1, derde lid, van de wet verifieert. 2. De verificateur verifieert of het elektriciteitsemissieverslag is opgesteld overeenkomstig het goedgekeurde elektriciteitsmonitoringsplan. 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verificatie van het elektriciteitsemissieverslag.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit emissie van broeikasgassen bij elektriciteitsopwekking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 17 mei 2022Willem-AlexanderDe Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Uitgegeven de derde juni 2022 De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Algemeen

  1. Doelstelling en aanleiding

    Deze algemene maatregel van bestuur (hierna: besluit) strekt tot uitvoering van de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking waarin is voorgesteld een minimum CO2-prijs te introduceren voor de emissie van broeikasgas (hierna: CO2) ten gevolge van elektriciteitsopwekking bij bedrijven die vallen onder het Europese systeem voor verhandelbare emissierechten (hierna: EU ETS). Het betreft zowel de emissie van CO2 van elektriciteitsopwekking door energiecentrales als de emissie bij elektriciteitsopwekking die ontstaat bij andere ETS-bedrijven (veelal de industrie). De minimum CO2-prijs bestaat uit een combinatie van de CO2-prijs die volgt uit het EU ETS en een nationale heffing.

    De Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking stelt onder meer voor een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 16a) aan de Wet milieubeheer (hierna: Wm) toe te voegen. In...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT