Besluit experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie

Besluit van 15 december 2017, houdende bepalingen voor een experiment met instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie gericht op onder meer een vermindering van de lasten die gepaard gaan met de accreditatie in het hoger onderwijs (Besluit experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 25 april 2017, nr. WJZ/1084526 (7158), directie Wetgeving en Juridische Zaken, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken; Gelet op de artikelen 1.7a, eerste en tweede lid, en 5a.2, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 augustus 2017, nr. W05.17.0122/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 december 2017, nr. 1262175 (7158), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:deelnemende instelling:

instelling voor hoger onderwijs die op grond van artikel 10 is geselecteerd voor deelname aan het experiment; instelling voor hoger onderwijs:

instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;instellingsaccreditatie:

instellingsaccreditatie, verleend op grond van artikel 11;instellingsbestuur:

instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;instellingstoets kwaliteitszorg:

instellingstoets kwaliteitszorg als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;kwaliteitsaspecten I:a. voor zover het een deelnemende instelling betreft waaraan een instellingstoets kwaliteitszorg is verleend de aspecten van kwaliteit, genoemd in artikel 5a.13f, eerste lid, onder a en c, van de wet; b. voor zover het een deelnemende instelling betreft waaraan geen instellingstoets kwaliteitszorg is verleend de aspecten van kwaliteit, genoemd in artikel 5a.8, tweede lid, onder a en c, van de wet; kwaliteitsaspecten II:a. voor zover het een deelnemende instelling betreft waaraan een instellingstoets kwaliteitszorg is verleend de aspecten van kwaliteit, genoemd in artikel 5a.13f, eerste lid, onder b en d, van de wet; b. voor zover het een deelnemende instelling betreft waaraan geen instellingstoets kwaliteitszorg is verleend de aspecten van kwaliteit, genoemd in artikel 5a.8, tweede lid, onder b, d, e, f en g, van de wet; medezeggenschapsraad:

gezamenlijke vergadering als bedoeld in artikel 9.30a, 10.16b, of 11.13 van de wet, universiteitsraad als bedoeld in artikel 9.31 of 11.13 van de wet, of medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 10.17 van de wet; NVAO:

accreditatieorgaan als bedoeld in artikel 5a.2, eerste lid, van de wet;Onze Minister:

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;wet:

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

HOOFDSTUK 2 DOEL, DUUR EN INHOUD VAN HET EXPERIMENT

Paragraaf 2.1. Doel en duur van het experiment

Artikel 2 Doel van het experiment

Het doel van het experiment is te onderzoeken of de introductie van instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie voor de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs leidt tot: a. het versterken van de kwaliteitscultuur binnen de instelling voor hoger onderwijs; b. meer eigenaarschap voor studenten en docenten; c. een doelmatiger accreditatiestelsel, met minder ervaren lasten, minder administratieve lasten en hogere baten.

Artikel 3 Start en duur van het experiment

Onverminderd artikel 10, vijfde lid, vangt het experiment aan op 1 september 2018 en eindigt op 30 september 2024.

Paragraaf 2.2. Afwijkingen van de wet

Artikel 4 Afwijking van de wet; visitatiepanel en visitatiegroep

In afwijking van artikel 5a.2, tweede lid, van de wet, is artikel 13 van toepassing.

Artikel 5 Afwijking van de wet; accreditatiekader
  1. Het accreditatieorgaan werkt in afwijking van artikel 5a.2a van de wet voor de verlening van de accreditatie in het kader van dit experiment volgens de wijze beschreven in de bijlage bij dit besluit. Voor zover in bijlage 1, behorende bij dit besluit, geen afwijking is beschreven, is het accreditatiekader, bedoeld in artikel 5a.2a van de wet, van toepassing. 2. Voor de beoordeling van de kwaliteitsaspecten II wordt in afwijking van artikel 5a.2a van de wet ten minste voldaan aan de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 2, behorende bij dit besluit.

Artikel 6 Afwijking van de wet; lichte opleidingsaccreditatie

Indien aan een instellingsbestuur instellingsaccreditatie is verleend worden de opleidingen aan die instelling, in afwijking van de artikelen 5a.8 tot en met 5a.10 of 5a.13f van de wet, bij accreditatie beoordeeld op grond van paragraaf 2.5.

Artikel 7 Afwijking van de wet; medezeggenschap

In afwijking van de artikelen 9.30a, tweede lid, 9.33, eerste lid, 10.16b, tweede lid, 10.20, eerste lid, respectievelijk 11.13, eerste lid, van de wet, zijn op de deelname aan het experiment de artikelen 9, eerste lid, onder a, en 12, tweede lid, van toepassing.

Paragraaf 2.3. Aanvraag en selectie deelname aan het experiment

Artikel 8 Aanvraag tot deelname aan het experiment
  1. Een aanvraag tot deelname aan het experiment wordt uiterlijk 8 weken na de datum van inwerkingtreding van dit besluit door het instellingsbestuur ingediend bij Onze Minister. 2. Een aanvraag die na deze datum wordt ingediend, kan uitsluitend door Onze Minister worden gehonoreerd indien minder dan zes instellingen voor hoger onderwijs zijn toegelaten tot deelname aan het experiment en indien niet meer dan een jaar is verstreken na 1 september 2018. Volledige aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 9 Vereisten voor deelname aan het experiment
  1. Onze Minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur goedkeuren dat een instelling voor hoger onderwijs deelneemt aan het experiment, indien: a. het instellingsbestuur: 1°. van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs, instemming van de medezeggenschapsraad heeft verkregen voor deelname aan het experiment, of 2°. van een niet-bekostigde instelling voor hoger onderwijs, voldoende draagvlak voor het experiment onder studenten en docenten aantoont; b. de opleidingen waarmee het instellingsbestuur wenst deel te nemen aan het experiment zijn geaccrediteerd; c. het instellingsbestuur beschrijft op welke wijze de met dit besluit geboden innovatieruimte ten aanzien van de kwaliteitsaspecten II wordt benut; en d. voor zover aan een opleiding van het instellingsbestuur in de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van aanvraag tot deelname aan het experiment een herstelperiode als bedoeld artikel 5a.12a, eerste lid, van de wet is verleend en na afloop van die herstelperiode in alle gevallen opnieuw accreditatie is verleend, of de aanvraag tot het verlenen van accreditatie is ingetrokken. 2. Een instelling voor hoger onderwijs waaraan geen instellingstoets kwaliteitszorg is verleend, kan slechts deelnemen aan het experiment, indien de instelling voor hoger onderwijs in de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van aanvraag tot deelname aan het experiment voor alle opleidingen aan die instelling het oordeel goed of excellent, bedoeld in artikel 5a.8, eerste lid, onder d, van de wet, heeft verkregen voor het bedoelde in artikel 5a.8, tweede lid, onder g, van de wet. 3. Een instelling voor hoger onderwijs waaraan een instellingstoets kwaliteitszorg is verleend, kan slechts deelnemen aan het experiment indien aan die instellingstoets kwaliteitszorg geen voorwaarden zijn gesteld als bedoeld in artikel 5a.13e, vierde lid, van de wet.

Artikel 10 Advies NVAO en selectie deelnemende instellingen
  1. Onze Minister vraagt advies aan de NVAO alvorens op de aanvraag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, te beslissen. 2. De NVAO toetst of aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9, is voldaan. Ten aanzien van de voorwaarde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, wordt uitsluitend getoetst of de beschrijving aanwezig is. 3. Aan het experiment nemen ten hoogste zes instellingen voor hoger onderwijs deel. 4. Indien meer dan zes aanvragen tot deelname aan het experiment kunnen worden goedgekeurd, weegt de NVAO de diversiteit van instellingen voor hoger onderwijs mee in het advies en indien nodig de resterende looptijd van de verleende instellingstoets kwaliteitszorg. 5. Onze Minister kan besluiten af te zien van de aanvang van het experiment indien er onvoldoende aanvragen zijn ingediend of de aanvragen zijn onvoldoende divers om de doeltreffendheid en de effecten van het experiment te meten.

Paragraaf 2.4. Verlening instellingsaccreditatie

Artikel 11 Verlening instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie aan geselecteerde instelling
  1. Aan een instelling voor hoger onderwijs die is toegelaten tot deelname aan het experiment wordt van rechtswege een instellingsaccreditatie verleend. 2. De instellingsaccreditatie vervalt met ingang van 1 oktober 2024. De instellingsaccreditatie blijft van toepassing voor een aanvraag tot verlening van accreditatie die bij de NVAO is ingediend indien de visitaties zijn gestart op een tijdstip voor de vervaldatum, genoemd in de eerste volzin. 3. Artikel 5a.9, negende lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing op de verlening van accreditatie op grond van paragraaf 2.5.

Paragraaf 2.5. Lichtere opleidingsaccreditatie

Artikel 12 Deelnemende opleidingen
  1. Het instellingsbestuur deelt binnen een redelijke termijn na het verkrijgen van instellingsaccreditatie aan de NVAO mede met welke opleidingen zij deelneemt aan het experiment. 2. Het instellingsbestuur besluit niet tot wijziging van de aan de NVAO gemelde opleidingen, voordat het instellingsbestuur: a. van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT