Besluit experiment pensioenregeling zelfstandigen

Besluit van 22 juni 2023, houdende vaststelling van regels omtrent experimenten voor een pensioenregeling voor zelfstandigen (Besluit experiment pensioenregeling zelfstandigen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 24 februari, 2023-0000100036; Gelet op artikel 150a van de Pensioenwet;De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 april 2023, nr. W12.23.00041/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 19 juni 2023, nr. 2023-000032463; Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Definities

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. derdepijlerlijfrente:

fiscaal gefaciliteerd product als bedoeld in de artikelen 3.125 en 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001, die niet voortkomt uit een arbeidsrechtelijke overeenkomst en waarop de wet en de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 niet van toepassing zijn, met als doel het genereren van pensioeninkomen voor de zelfstandige; b. experiment:

tijdelijke mogelijkheid om een pensioenregeling als bedoeld in de wet aan zelfstandigen te bieden om op basis daarvan sparen voor de oude dag door zelfstandigen te stimuleren; c. wet:

Pensioenwet;d. zelfstandige:

een zelfstandige of een directeur-grootaandeelhouder in de zin van de wet.

Artikel 2 Openstellen pensioenregeling
  1. In afwijking van artikel 117, eerste en vijfde lid, van de wet, kan een pensioenfonds een pensioenregeling voor zelfstandigen uitvoeren, waarbij deze pensioenregeling geen aanvulling op een door datzelfde pensioenfonds uitgevoerde basisregeling betreft. Artikel 120, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet zijn niet van toepassing. 2. Werkgevers of de partijen die betrokken zijn bij de vaststelling, wijziging of intrekking van een pensioenovereenkomst die ondergebracht is bij een pensioenfonds, dragen er zorg voor dat zelfstandigenorganisaties betrokken worden bij de vormgeving van een experiment, de vormgeving van de pensioenregeling voor zelfstandigen of de keuze of de pensioenregeling van werknemers wordt opengesteld voor zelfstandigen of dat hiervoor een eigen pensioenregeling voor zelfstandigen wordt opengesteld. 3. Een ondernemingspensioenfonds kan een pensioenregeling openstellen voor zelfstandigen in het kader van een experiment uitsluitend voor zover de zelfstandige werkzaamheden verricht voor de werkgever. 4. Een bedrijfstakpensioenfonds kan een pensioenregeling openstellen voor zelfstandigen in het kader van een experiment uitsluitend voor zover de zelfstandige onder de werkingssfeer valt van een door het bedrijfstakpensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling. 5. Een algemeen pensioenfonds kan een pensioenregeling openstellen voor zelfstandigen in het kader van een experiment waarbij het volgende geldt: a. indien de pensioenregeling van werknemers wordt opengesteld voor zelfstandigen dan dient de zelfstandige werkzaamheden te verrichten voor de werkgever van de betreffende collectiviteitkring; b. indien een pensioenregeling voor zelfstandigen in een eigen collectiviteitkring wordt opengesteld, dan is het niet noodzakelijk dat de zelfstandige werkzaamheden verricht voor de werkgever. 6. Het verantwoordingsorgaan, het belanghebbendenorgaan, de raad van toezicht en de niet-uitvoerende bestuursleden worden door het pensioenfonds in de gelegenheid gesteld een oordeel te geven over het openstellen van de pensioenregeling, bedoeld in het derde, vierde of vijfde lid, aanhef en onderdeel a. Het oordeel wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van invloed kan zijn op het wel of niet openstellen van de pensioenregeling, waarbij door het pensioenfonds alle relevante informatie wordt verstrekt. 7. Het pensioenfonds stelt uiterlijk bij de start van de verwerving van pensioenaanspraken door de zelfstandige vast of wordt voldaan aan de voorwaarde voor het openstellen van de pensioenregeling, bedoeld in het derde, vierde of vijfde lid, aanhef en onderdeel a. 8. In aanvulling op het tweede lid en vijfde lid, aanhef en onderdeel b, kan een algemeen pensioenfonds zelfstandig besluiten een pensioenregeling voor zelfstandigen in een eigen collectiviteitkring open te stellen, waarbij het algemeen pensioenfonds er voor zorgdraagt dat zelfstandigenorganisaties betrokken worden bij de vormgeving van een experiment en de vormgeving van de pensioenregeling voor zelfstandigen. 9. Een zelfstandigenorganisatie als bedoeld in het tweede en achtste lid dient aan de volgende voorwaarden te voldoen: a. de zelfstandigenorganisatie bezit volledige rechtsbevoegdheid als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; en b. haar statutaire doel omvat in elk geval de belangenbehartiging van zelfstandigen. 10. Een verzekeraar of premiepensioeninstelling kan zelfstandig besluiten een pensioenregeling open te stellen voor zelfstandigen.

Artikel 3 Informatie voorafgaand aan deelname
  1. De pensioenuitvoerder die een pensioenregeling openstelt voor zelfstandigen kan de vrijwillige deelname aan deze pensioenregeling kenbaar maken aan zelfstandigen. De zelfstandige neemt deel op eigen initiatief. 2. Op initiatief van een bedrijfstakpensioenfonds kan het kenbaar maken van de pensioenregeling, bedoeld in het eerste lid, als ook het doen van het aanbod om deel te nemen plaatsvinden via het aanschrijven van zelfstandigen. Hierbij geldt het volgende op het moment van de aanschrijving: a. de zelfstandige is gewezen deelnemer bij het bedrijfstakpensioenfonds; en b. de zelfstandige verricht werkzaamheden binnen de statutaire werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds. 3. De pensioenuitvoerder informeert een zelfstandige, als onderdeel van het aanbod om deel te nemen, voorafgaand aan de deelneming in de pensioenregeling overeenkomstig artikel 45 van de wet en artikel 8 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. In aanvulling op de eerste zin informeert de pensioenuitvoerder over: a. de wijze waarop aanbod en aanvaarding in ieder geval tot stand komt; b. de vrijwilligheid van de pensioenregeling; c. de wijze waarop en de termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan met in achtneming van artikel 4; d. de fiscale behandeling, waaronder begrepen de fiscale behandeling van premies, uitkeringen en de fiscale consequenties van afkoop in algemene zin; e. de gevolgen voor de fiscale ruimte in een derdepijlerlijfrente in algemene zin; f. het gegeven dat de betaalde premie niet wordt teruggestort aan de zelfstandige; g. de jaarlijkse totale uitvoeringskosten per soort uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 10a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, afgezet tegen de jaarlijkse verwachte pensioenopbouw in procenten; h. de duur van het experiment; i. het gebruik van het recht van de pensioenuitvoerder om aan het einde van het experiment de pensioenregeling te beëindigen als bedoeld in artikel 9; j. de gevolgen en keuzemogelijkheden bij de beëindiging van het experiment; k. de gegevensuitwisseling in het kader van bewaken van het experiment en de evaluatie daarvan; en l. de overige informatie die de pensioenuitvoerder nodig heeft om deelname aan de pensioenregeling door de zelfstandige te kunnen uitvoeren. 4. De pensioenuitvoerder stelt als onderdeel van het aanbod om deel te nemen aan de pensioenregeling de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement ter beschikking aan een zelfstandige.

Artikel 4 Premie aan pensioenuitvoerder door zelfstandige
  1. Artikel 120, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel a, derde en vierde lid, van de wet zijn niet van toepassing. Artikel 24 van de wet is van overeenkomstige toepassing, waarbij de zelfstandige aan de pensioenuitvoerder de verschuldigde premie voldoet. 2. Overeenkomstig artikel 25 van de wet is in de uitvoeringsovereenkomst respectievelijk het uitvoeringsreglement het volgende opgenomen: a. de wijze waarop de verschuldigde premie wordt vastgesteld; b. de wijze waarop en termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan waarbij artikel 26 van overeenkomstige toepassing is; en c. de procedures die gelden bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen door de zelfstandige. 3. Artikel 29 van de wet is van overeenkomstige toepassing waarbij voor de verzekeraar de pensioenuitvoerder gelezen dient te worden.

Artikel 5 Nabestaandenpensioen

De voortzetting van het nabestaandenpensioen voor de periode van drie maanden of periode van zes maanden na beëindiging deelneming, bedoeld in artikel 55 van de wet, is van overeenkomstige toepassing indien de zelfstandige niet meer deelneemt omdat degene niet meer valt onder de definitie van zelfstandige of indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9, derde lid, of vierde lid, aanhef en onderdeel b.

Artikel 6 Afkoop klein ouderdomspensioen

In afwijking van artikel 65 van de wet geldt het volgende. Het recht op afkoop klein ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 66 van de wet, is van overeenkomstige toepassing waarbij uitsluitend de pensioenaanspraak opgebouwd als zelfstandige in het kader van dit experiment gehanteerd wordt voor de vaststelling of de opgebouwde pensioenaanspraak op ouderdomspensioen minder bedraagt dan het in artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de wet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT