Besluit experimenten bijhouding basisregistratie personen

Besluit van 15 september 2023, houdende regels waarmee tijdelijk wordt afgeweken van de Wet basisregistratie personen in het kader van een experiment met uitbreiding van de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen, alsmede van een experiment met het informeren van ingeschrevenen op het woonadres over de inschrijvingen op dat adres (Besluit experimenten bijhouding basisregistratie personen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 maart 2023, nr. 2022-0000518722; Gelet op de artikelen 2.65 en 4.16a, eerste lid, aanhef en onderdelen d en f, en zesde lid, van de Wet basisregistratie personen; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 juni 2023, nr. W04.23.00060/I);Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 september 2023, nr. 2023-0000427870; Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALING

Artikel 1.1

Begripsbepaling.

In dit besluit wordt verstaan onder:de wet:

de Wet basisregistratie personen.

HOOFDSTUK 2 EXPERIMENT UITBREIDING BIJHOUDING GEGEVENS NIET-INGEZETENEN

§ 1. Algemene bepaling

Artikel 2.1

Begripsbepaling.

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:het experiment:

het experiment, bedoeld in artikel 2.2.

§ 2. Het experiment

Artikel 2.2

Doel en duur.

Met het oogmerk om de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie uit te breiden, vindt voor de periode van vier jaar een experiment als bedoeld in artikel 4.16a van de wet plaats.

Artikel 2.3

Afwijken van de wet.

  1. Onverminderd het tweede lid, vindt het experiment plaats overeenkomstig hetgeen bij en krachtens de wet is bepaald. 2. In het kader van het experiment wordt afgeweken van de artikelen 2.65, 2.68 en 2.78, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel 2.4

Reikwijdte: college van B&W als aangewezen bestuursorgaan.

  1. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, genoemd in het zesde lid, zijn bevoegd om Onze Minister een opgave als bedoeld in artikel 2.70, derde lid, onderdeel a, van de wet te doen van gegevens over het tijdelijk verblijfsadres, ook indien zij zelf deze gegevens niet verwerken. 2. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, genoemd in het zesde lid, zijn bevoegd om ten behoeve van een opgave als bedoeld in het eerste lid gegevens over het tijdelijk verblijfsadres te verwerken. 3. Onze Minister verstrekt ten behoeve van de bevoegdheid, genoemd in het eerste lid, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, genoemd in het zesde lid, de noodzakelijke gegevens over niet-ingezetenen uit de basisregistratie. 4. Indien bij gegevens over het tijdelijk verblijfsadres een aantekening is geplaatst omtrent een onderzoek naar de onjuistheid of strijdigheid met de openbare orde, bevorderen de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, genoemd in het zesde lid, de goede vaststelling van deze gegevens ook indien zij zelf deze gegevens niet verwerken. 5. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, genoemd in het zesde lid, kunnen Onze Minister niet verzoeken om een persoon in te schrijven in de basisregistratie als niet-ingezetene. 6. Gemeenten als bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, zijn: a. de gemeente Aalsmeer; b. de gemeente Hollands Kroon; c. de gemeente Horst aan de Maas; d. de gemeente Peel en Maas; e. de gemeente Schiedam.

§ 3. Monitoring en evaluatie

Artikel 2.5

Wijze.

  1. Het experiment wordt na aanvang gemonitord en voor de afloop ervan geëvalueerd door een onafhankelijke instelling. 2. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, genoemd in artikel 2.4, zesde lid, verstrekken Onze Minister desgevraagd en uit eigen beweging de gegevens en inlichtingen die voor monitoring en evaluatie van het experiment noodzakelijk zijn.

Artikel 2.6

Criteria.

Criteria aan de hand waarvan in het kader van monitoring en evaluatie als bedoeld in artikel 2.5 de doeltreffendheid en de effecten van het experiment worden bepaald, zijn: a. het aantal opgaven van gegevens over tijdelijk verblijfsadressen die jaarlijks worden gedaan bij Onze Minister door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, genoemd in artikel 2.4, zesde lid; b. de mate waarin de inschrijvingen van niet-ingezetenen als ingezetenen toenemen indien de niet-ingezetenen gedurende zes maanden langer dan vier maanden in Nederland verblijven; en c. de mate waarin de maatschappelijke baten van de bijhouding van gegevens over tijdelijk verblijfsadressen, waaronder de verbetering van de woon- en werkomstandigheden van arbeidsmigranten, opwegen tegen de kosten daarvan.

HOOFDSTUK 3 EXPERIMENT INFORMEREN INGEZETENEN INSCHRIJVINGEN WOONADRES

§ 1. Algemene bepaling

Artikel 3.1

Begripsbepaling.

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:het experiment:

het experiment, bedoeld in artikel 3.2.

§ 2. Het experiment

Artikel 3.2

Doel en duur.

Met het oogmerk om de ingeschrevene op het woonadres te informeren over de inschrijvingen op het betreffende adres, vindt voor de periode van vier jaar een experiment als bedoeld in artikel 4.16a van de wet plaats.

Artikel 3.3

Afwijken van de wet.

  1. Onverminderd het tweede lid, vindt het experiment plaats overeenkomstig hetgeen bij en krachtens de wet is bepaald. 2. In het kader van het experiment wordt afgeweken van de artikelen 3.2, eerste tot en met het vierde lid, en 3.20 van de wet.

Artikel 3.4

Reikwijdte: informatieverplichting college van B&W.

  1. Het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente doet mededeling van een inschrijving of adreswijziging, voor zover daarbij een woonadres wordt opgenomen. 2. De mededeling geschiedt per brief na de aangifte van inschrijving of adreswijziging dan wel onverwijld na de datum van inschrijving of adreswijziging. De mededeling bevat ten minste het aantal personen dat is ingeschreven als woonachtig op het betreffende adres. 3. De mededeling wordt gericht aan: a. ten minste een persoon die reeds als woonachtig op het betreffende adres is ingeschreven; of b. degene wiens aangifte leidde tot de inschrijving of adreswijziging op het adres waar de aangifte betrekking op heeft. 4. Een mededeling bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bevat geen persoonsgegevens van degene wiens aangifte leidde tot de inschrijving of adreswijziging. 5. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet: a. in de gevallen, bedoeld in artikel 2.3 van de wet; of b. indien de mededeling betrekking heeft op een adres waar meer dan tien personen wonen of indien de reeds als woonachtig op het betreffende adres ingeschrevene redelijkerwijs op de hoogte is of kan zijn van de inschrijving of de adreswijziging.

Artikel 3.5

Reikwijdte: informatieverplichting Onze Minister.

  1. Onze Minister geeft aan de ingezetene op diens verzoek elektronisch inzage in het aantal personen dat is ingeschreven als woonachtig op het woonadres van die ingezetene. 2. Onze Minister voldoet niet aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid, indien het verzoek wordt gedaan door een minderjarige jonger dan 14 jaar.

§ 3. Monitoring en evaluatie

Artikel 3.6

Wijze.

  1. Het experiment wordt na aanvang gemonitord en voor de afloop ervan geëvalueerd door een onafhankelijke instelling. 2. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt Onze Minister desgevraagd en uit eigen beweging de gegevens en inlichtingen die voor monitoring en evaluatie van het experiment noodzakelijk zijn. 3. De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, hebben ten minste betrekking op het aantal gevallen dat het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.4, vijfde lid, onderdeel b, mededeling achterwege liet en op de aard van die gevallen.

Artikel 3.7

Criteria.

Criteria aan de hand waarvan in het kader van monitoring en evaluatie als bedoeld in artikel 3.6, eerste en tweede lid, de doeltreffendheid en de effecten van het experiment worden bepaald, zijn: a. het aantal gevallen waarin mededeling leidde tot bericht aan de colleges van burgemeester en wethouders dat de inschrijving of adreswijziging mogelijk ten onrechte geschiedde, alsmede in hoeveel gevallen een dergelijk bericht leidde tot onderzoek van de colleges van burgemeester en wethouders en tot het ongedaan maken van die inschrijving of adreswijziging; b. het aantal gevallen dat de colleges van burgemeester en wethouders mededeling op grond van artikel 3.4, vijfde lid, onderdeel b, achterwege lieten en de aard van die gevallen; c. in hoeverre de ingezetene beter dan voorafgaand aan de inwerkingtreding van het experiment geïnformeerd is over het aantal personen dat is ingeschreven als woonachtig op diens woonadres; en d. de mate waarin de maatschappelijke baten van het informeren van ingeschrevenen op het woonadres over de inschrijvingen op en adreswijzigingen naar dat adres, waaronder het terugdringen van de hinderlijke gevolgen veroorzaakt door foutieve adresregistraties, opwegen tegen de kosten daarvan.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1

Inwerkingtreding en verval.

  1. De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. 2. Dit besluit vervalt voor zover het de artikelen in de hoofdstukken 2 en 3 betreft vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen, tenzij voor het einde van die termijn een voordracht plaatsvindt van een voorstel van wet waarmee in een onderwerp van die hoofdstukken wordt voorzien en Onze Minister de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT