Besluit van 14 november 2014, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Jeugdwet, de Invoeringswet Jeugdwet en enkele andere wetten die daarmee verband houden, alsmede van het Besluit Jeugdwet

Besluit van 14 november 2014, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Jeugdwet, de Invoeringswet Jeugdwet en enkele andere wetten die daarmee verband houden, alsmede van het Besluit Jeugdwet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, van 13 november 2014, kenmerk 688318-129315-WJZ; Gelet op de artikelen 12.7 van de Jeugdwet, 4.1 van de Invoeringswet Jeugdwet, VI van de Wet van 12 maart 2014 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Stb. 2014, 130), XVIII van de Wet van 12 maart 2014 tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Stb. 2014, 131) en 10.1, derde lid, van het Besluit Jeugdwet; Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  1. De onderdelen E, H, J, ZZb, AAA en HHHb van artikel 2 van de Invoeringswet Jeugdwet treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. 2. Artikel 10.3, zesde lid, van de Jeugdwet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. 3. Met ingang van 1 januari 2015 treden in werking, in de hieronder aangegeven volgorde: a. de Invoeringswet Jeugdwet, voor zover nog niet in werking getreden en met uitzondering van: – artikel 1.3a; – artikel 3.1, onderdeel A, en artikel 3.2, onderdeel B; – artikel 3.8; – artikel 3.12, eerste lid; b. de Wet van 12 maart 2014 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Stb. 2014, 130), met uitzondering van de artikelen I, onderdeel Q, en III; c. de Wet van 12 maart 2014 tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Stb. 2014, 131), met uitzondering van artikel VII; d. de Jeugdwet, voor zover nog niet in werking getreden; e. het Besluit Jeugdwet, voor zover nog niet in werking getreden.

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. Wassenaar, 14 november 2014 Willem-Alexander De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de eenentwintigste november 2014 De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit koninklijk besluit wordt geregeld dat de Jeugdwet (Stb. 2014, 105), de Invoeringswet Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet met ingang van 1 januari 2015 in werking treden. Tevens wordt geregeld dat twee wetsvoorstellen inzake de kinderbeschermingsmaatregelen met ingang van 1 januari 2015 in werking treden, te weten de Wet van 12 maart 2014 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Stb. 2014, 130) en de Wet van 12 maart 2014 tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Stb. 2014, 131).

Om de wijzigingsopdrachten in de betreffende wetten goed op elkaar te laten aansluiten is gekozen voor de aangegeven volgorde van inwerkingtreding.

Eerste lid

Op grond van het eerste lid treedt een aantal wijzigingsopdrachten uit de Invoeringswet Jeugdwet al in werking op de dag na de datum van de publicatie in het Staatsblad van dit besluit. Deze uitzonderingen worden hierna toegelicht.

Artikel 2

onderdeel E, Invoeringswet Jeugdwet.

Dit betreft het schrappen van het woord «telkens» in artikel 2.2, eerste lid, Jeugdwet. Dat artikel is reeds op 15 maart 2014 in werking getreden en daarom treedt ook deze verbetering zo snel mogelijk in werking.

Artikel 2

onderdeel H, Invoeringswet Jeugdwet.

Dit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT