Besluit van 15 september 2017, houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot het aanpassen van de aftrek van vermogensbestanddelen voor het bepalen van het vermogen

Besluit van 15 september 2017, houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot het aanpassen van de aftrek van vermogensbestanddelen voor het bepalen van het vermogen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 juli 2017, kenmerk 1157443-165619-WJZ; Gelet op artikel 3.2.5, tweede lid, van de Wet langdurige zorg en artikel 2.1.4, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 augustus 2017, No.W13.17.0185/III) Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 september 2017, kenmerk 1157404-165619-WJZ); Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd: A Aan artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, wordt, een onderdeel toegevoegd, luidende: 4°. een bedrag van 12% van zijn vermogen als bedoeld in artikel 3.3.1.2 over het peiljaar, tot een maximum van € 2.700, voor de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt indien zijn inkomen, verminderd met 4% van dat vermogen, minder dan € 20.075 bedraagt en een bedrag van 12% van dat vermogen, tot een maximum van € 2.700, over het peiljaar voor zijn echtgenoot die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt indien het inkomen van de echtgenoot, verminderd met 4% van dat vermogen, minder dan € 20.075 bedraagt;. B Na artikel 3.3.2.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.3.2.4

a.

  1. In afwijking van artikel 3.3.2.4, eerste lid, bestaat het bijdrageplichtig inkomen voor de berekening van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 3.3.2.2, eerste en tweede lid, uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen, verminderd met: a. een bedrag van 12% van het vermogen over het peiljaar van de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, tot een maximum van € 2.700, indien zijn inkomen, verminderd met 4% van zijn vermogen, minder dan € 20.075 bedraagt, en b. een bedrag van 12% van het vermogen over het peiljaar van zijn echtgenoot die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, tot een maximum van € 2.700, indien zijn inkomen, verminderd met 4% van dat vermogen, minder dan € 20.075 bedraagt. 2. De uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde verzekerden. 3. Het op grond van het eerste en tweede lid berekende bijdrageplichtig inkomen uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen, wordt verminderd met € 6.030 indien een verzekerde een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt. C Artikel 3.3.1.7, tweede lid, komt te luiden: 2. Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in artikel 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel b, 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, en 3.3.2.4a, eerste lid, jaarlijks gewijzigd aan de hand van het indexcijfer waarmee het bedrag, genoemd in artikel 5.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, jaarlijks wordt gewijzigd.

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3.7, tweede lid, komt te luiden: 2. Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, 3.9, eerste lid, 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, en 3.14a, eerste lid, jaarlijks gewijzigd aan de hand van het indexcijfer waarmee het bedrag, genoemd in artikel 5.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, jaarlijks wordt gewijzigd. B Na artikel 3.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.9

a.

  1. In afwijking van artikel 3.9, eerste lid, bestaat het bijdrageplichtig inkomen voor de berekening van de bijdrage, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde cliënt, onderscheidenlijk van de gehuwde cliënten tezamen, verminderd met: a. een bedrag van 12% van het vermogen over het peiljaar van de cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, tot een maximum van € 2.700, indien zijn inkomen, verminderd met 4% van zijn vermogen, minder dan € 20.075 bedraagt, en b. een bedrag van 12% van het vermogen over het peiljaar van zijn echtgenoot die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, tot een maximum van € 2.700, indien zijn inkomen, verminderd met 4% van dat vermogen, minder dan € 20.075 bedraagt. 2. De uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde cliënt, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde cliënten. C Aan artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, wordt, onder vervanging van een punt aan het slot van onderdeel b, door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: 4°. een bedrag van 12% van zijn vermogen, bedoeld in artikel 3.2, over het peiljaar, tot een maximum van € 2.700, voor de cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt indien zijn inkomen, verminderd met 4% van dat vermogen, minder dan € 20.075 bedraagt en een bedrag van 12% van het vermogen, tot een maximum van € 2.700, over het peiljaar voor zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT