Besluit van 22 maart 2019 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 om enkele regelingen te treffen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie

Besluit van 22 maart 2019 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 om enkele regelingen te treffen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 07 februari 2019, nr. 2019-0000016387, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid; Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel c, en 4, tweede lid, onderdeel c, van de Wet arbeid vreemdelingen, 5, vierde lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en 16, tweede lid, 16a, tweede lid, 21, zesde lid, en 34, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 februari 2019, No.W12.19.0034/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 maart 2019, nr. 2019-0000030866, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Na artikel 1o van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1

p.

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, afgegeven in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie.

Artikel 1

q.

  1. Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is tot en met 30 juni 2020 niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in de periode van twee maanden voor de datum van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie verbleef of werkzaam was in Nederland en: a. een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk is als bedoeld in de Nieuwe verklaring van de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van 31 december 1982 betreffende de definitie van het woord «onderdanen» juncto verklaring nr. 63 die is gehecht aan de Slotakte van de intergouvernementele Conferentie die het Verdrag van Lissabon heeft aangenomen, of b. gezinslid is van een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk als bedoeld in onderdeel a, die op de datum van terugtrekking uit hoofde van een ter toepassing van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genomen besluit gerechtigd was een lidstaat binnen te komen en er te verblijven. 2. Het verblijf of het werkzaam zijn op de datum van terugtrekking, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond aan de hand van een inschrijving in de Basisregistratie personen, van een arbeidsovereenkomst dan wel van een akte van aanstelling door of vanwege het bevoegd gezag, van een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 400 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van een stageovereenkomst, van een opgave als bedoeld in artikel 626 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel andere bescheiden waaruit de in dat artikel voorgeschreven gegevens blijken, van bewijsstukken als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie, van een bemanningslijst als bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit, of van een opdrachtbrief van de werkgever over de overplaatsing. 3. De periode, bedoeld in het eerste lid, kan bij ministeriële regeling worden verlengd voor zover de afgifte van de verblijfsvergunningen, bedoeld in artikel 1p, niet tijdig kan plaatsvinden. 4. Bij ministeriële regeling kunnen andere bewijsmiddelen worden aangewezen dan de in het tweede lid bedoelde.

ARTIKEL II

Na artikel 2.5 van het Besluit inburgering wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.5

a.

Geheel vrijgesteld van de inburgeringsplicht is de inburgeringsplichtige die beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 afgegeven in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie.

ARTIKEL III

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd: AArtikel 3.80a wordt als volgt gewijzigd:1. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: h. geheel is vrijgesteld van de inburgeringsplicht op grond van artikel 2.5a van het Besluit inburgering. 2. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 5. Onze Minister kan het eerste lid voorts buiten toepassing laten, indien hij van oordeel is dat de vreemdeling aantoonbaar voldoende is ingeburgerd. 3. In het zesde lid (nieuw) wordt «het tweede lid, onder e en derde lid» vervangen door «het tweede lid, onder e, het derde lid en het vijfde lid.» BArtikel 3.96a wordt als volgt gewijzigd:1. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: i. geheel is vrijgesteld van de inburgeringsplicht op grond van artikel 2.5a van het Besluit inburgering. 2. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 5. Onze Minister kan het eerste lid voorts buiten toepassing laten, indien hij van oordeel is dat de vreemdeling aantoonbaar voldoende is ingeburgerd. 3. In het zesde lid (nieuw) wordt «het tweede lid, onder e en derde lid» vervangen door «het tweede lid, onder e, het derde lid en het vijfde lid.» CIn artikel 3.104, eerste lid, wordt na «uitreiking van het document» ingevoegd «of de schriftelijke verklaring». DArtikel 3.107a wordt als volgt gewijzigd:1. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: f. geheel is vrijgesteld van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT