Besluit van 7 juli 2021 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer in verband met verkrijgingen in het kader van een taakoverdracht en de woningwaarderingsgrens voor toepassing van de startersvrijstelling

Besluit van 7 juli 2021 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer in verband met verkrijgingen in het kader van een taakoverdracht en de woningwaarderingsgrens voor toepassing van de startersvrijstelling

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 26 april 2021, nr. 2021-000854;Gelet op artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel h, en onderdeel p, onder 4° van de Wet op belastingen van rechtsverkeer; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 mei 2021, nr. W06.21.0121/III); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 2 juli 2021, nr. 2021-0000128890; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigdA.aan artikel 5d wordt een lid toegevoegd, luidende:5. Van commerciële factoren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is geen sprake indien: a. voor de activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak geen koopsom of andere prestatie wordt bedongen; of b. van overheidswege een overnamesom dient te worden bedongen tot een voorgeschreven waarde van de overgedragen activa, waarbij de totale waarde van de overgedragen passiva en een aanvullende koopsom of andere prestatie niet hoger is dan de waarde van die overnamesom. B.Na artikel 5d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6

Onder waarde als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4°, van de wet, wordt verstaan de waarde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, onder toepassing van artikel 11 van de wet.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel A, terug tot en met 1 oktober 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 7 juli 2021Willem-AlexanderDe Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Uitgegeven de zestiende juli 2021 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Algemeen

Artikel I

onderdeel A (artikel 5d, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer).

De Wet differentiatie overdrachtsbelasting1 regelt een nadere differentiatie in de overdrachtsbelasting. Met ingang van 1 januari 2021 is het algemene tarief van de overdrachtsbelasting 8%. Verder geldt vanaf 1 januari 2021 een vrijstelling voor starters en het verlaagde tarief van 2% voor woningen, welke alleen van toepassing zijn als de verkrijger een natuurlijk persoon is en de woning na de verkrijging, anders dan tijdelijk, als hoofdverblijf gaat gebruiken én dat onmiddellijk voorafgaand aan de verkrijging schriftelijk verklaart. Het gevolg van voornoemde wet is dat voor alle andere verkrijgers, waaronder ook woningcorporaties en andere verhuurders, het algemene tarief van 8% van toepassing is.

De overdrachtsbelasting kent met het oog op een gelijk speelveld met andere marktpartijen geen algehele vrijstelling voor overdrachten tussen woningcorporaties. Zoals in de Nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is het mogelijk om in specifieke gevallen gebruik te maken van een bestaande vrijstelling van overdrachtsbelasting, mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.2 Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2021 op 11 november 2020, is om verduidelijking gevraagd wat betreft deze voorwaarden en de toepassing van de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij taakoverdracht.3 Op 12 november 2020 is per brief toegezegd om hierover de Tweede Kamer nader te informeren.4 Ook in het wetgevingsoverleg van 24 november 2020 is deze toezegging door de Minister van Binnenlandse Zaken (BZK) herhaald.5 De Minister van BZK heeft hierop per brief van 4 december 2020 laten weten op welke wijze de vrijstelling bij taakoverdracht voor woningcorporaties geldt en welke voorwaarden hierbij gelden.6 Daarin is ook aangekondigd dat, om de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij taakoverdrachten in het geval van sanering zeker te stellen, artikel 5d van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (UB BRV) nader wordt ingevuld. De aanpassing van dit besluit zou zo spoedig mogelijk worden doorgevoerd en terugwerken naar 1 oktober 2020, de maand waarin de Tweede Kamer voor het eerst om de verduidelijking heeft gevraagd.7 Deze algemene maatregel van bestuur geeft opvolging aan de bovenstaande toezegging. Daarnaast wordt ingegaan op de samenhang met het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 15

eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV) in samenhang met artikel 5d, eerste lid, aanhef en onder b, UB BRV regelt dat verkrijgingen in het kader van een taakoverdracht tussen twee of meer verenigingen als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: kwalificerende vereniging) of algemeen nut beogende instellingen (hierna: Anbi) onder voorwaarden zijn vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Woningcorporaties die een «toegelaten instelling» zijn als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet kunnen door de inspecteur van de Belastingdienst worden aangemerkt als Anbi.

Taakoverdrachten tussen woningcorporaties kunnen derhalve ook in aanmerking komen voor de toepassing van deze vrijstelling, mits wordt voldaan aan de in bedoeld artikel 5d gestelde voorwaarden. De voorwaarden van de bedoelde vrijstelling zijn er onder meer op gericht dat het vermogen (inclusief eventuele reserves) beschikbaar blijft voor dezelfde werkzaamheid in de sfeer van het algemeen nut of voor de verenigingsactiviteiten. Commerciële factoren mogen geen rol spelen. Bij een juridische fusie betekent dit dat de verdwijnende Anbi(’s) of kwalificerende vereniging(en) geen uitkeringen uit hun vermogen mogen doen. Bij een taakoverdracht betekent dit dat – naast de overdracht van alle activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak – geen koopsom of andere prestatie (zoals overname van meer leningen dan noodzakelijk is op grond van de activa/passiva-eis) mag worden bedongen. Dit wordt nu vastgelegd in onderdeel a van artikel 5d, vijfde lid, UB BRV. Het bedingen van een symbolische koopsom van € 1 is toegestaan.

Aan de voorwaarde dat geen koopsom of andere prestatie mag worden bedongen, kan niet worden voldaan in de situatie waarin van overheidswege, bijvoorbeeld op grond van of naar aanleiding van publiekrechtelijke voorschriften, een overnamesom dient te worden bedongen tot aan een voorgeschreven waarde voor de overgedragen zaken. Dit kan zich voordoen bij bijvoorbeeld woningcorporaties in saneringssituaties, of in andere sectoren zoals het onderwijs of de gezondheidszorg.

Het is wenselijk dat in dergelijke situaties de toepassing van de vrijstelling bij taakoverdrachten niet wordt belemmerd door een van overheidswege voorgeschreven overnamesom. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting is daarom toegezegd dat de regelgeving met betrekking tot de onderhavige vrijstelling zal worden verduidelijkt en aangevuld.8 Dit heeft in de eerste plaats gevolgen voor taakoverdrachten door woningcorporaties in sanering aan andere woningcorporaties. Daarbij is namelijk sprake van een situatie als hiervoor bedoeld, waarbij in het kader van de uitvoering van het saneringsproces voorschriften gelden, waaronder een bepaalde overnamesom voor de over te dragen activa. Met de maatregel in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT