Besluit van 8 december 2020 tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met een verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep

Besluit van 8 december 2020 tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met een verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 4 juni 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2926667, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Gelet op artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 september 2020, nr. W16.20.0162/II); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 3 december 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3097171, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht komt onderdeel B1 (Beroep en hoger beroep) als volgt te luiden: B1. Beroep en hoger beroep 1. 1 punt = € 534 voor besluiten genomen op grond van hoofdstuk III of IV van de Wet waardering onroerende zaken of hoofdstuk III van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992. 2. 1 punt = € 748 in de overige gevallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 8 december 2020Willem-AlexanderDe Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de zestiende december 2020 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Aanleiding en doel van de wijziging

    Dit besluit strekt tot een verhoging van de proceskostenvergoeding – meer in het bijzonder de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand – die de burger krijgt als hij met succes een overheidsbesluit aanvecht bij de bestuursrechter. Deze wijziging beoogt bestuursorganen te prikkelen om besluiten nog beter voor te bereiden – betere primaire besluiten en betere beslissingen op bezwaar – wat, als het goed is, leidt tot minder procedures bij de bestuursrechter.

    De directe aanleiding voor de in dit besluit voorgestelde wijziging is een aanbeveling in het rapport Andere tijden van de Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand (de commissie-Van der Meer).1 De commissie wijst in haar rapport op de rol van de overheid als veroorzaker van een deel van de vraag naar rechtsbijstand. Volgens de commissie is een veelgehoorde klacht dat er bij bestuursorganen weinig bewustzijn lijkt te bestaan over de kosten van rechtsbijstand. Zij procederen soms onnodig lang door en trekken dan bijvoorbeeld geen lering uit eerdere rechtspraak.

    In het onderzoek «Regels en ruimte – Verkenning Maatwerk in dienstverlening en discretionaire ruimte» wordt geconcludeerd dat de onderzochte bestuursorganen de fase van bezwaar en beroep veelal gebruiken om recht te doen aan de eis die voortvloeit uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot maatwerk in bepaalde gevallen.2 De onderzoekers bevelen aan om binnen de uitvoeringsorganisaties te bevorderen dat goede individuele besluitvorming van de achterkant (bezwaar en beroep) meer naar de voorkant wordt gebracht.3

    Hoewel er de afgelopen jaren veel is geïnvesteerd in het verbeteren van de overheidshandelen in relatie tot de burger, onder andere via het programma Passend Contact met de Overheid (PCMO), komt het nog vaak voor dat bestuursorganen onvoldoende voortvarend trachten om enerzijds juridische problemen van burgers in een zo vroeg mogelijk stadium (het eerste- en tweedelijns-klantcontact) op te lossen en anderzijds juridische geschillen met burgers zo spoedig mogelijk te beëindigen.

    Als de bestuursrechter het beroep tegen een besluit gegrond verklaart, veroordeelt hij in de regel het betrokken bestuursorgaan in de proceskosten die de burger heeft moeten maken. Dat vloeit voort uit artikel 8:75 Awb en de manier waarop de bestuursrechter daaraan toepassing geeft. Mede ter uitvoering van die bepaling bevat het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een regeling voor het uitrekenen van de toe te kennen proceskostenvergoeding, voornamelijk aan de hand van forfaitaire bedragen per soort proceshandeling. Deze wijziging van het Bpb verhoogt voor een groot aantal bestuursrechtelijke zaken de forfaitaire vergoeding voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de fases van beroep en hoger beroep met 40%. De voorgestelde verhoging moet bestuursorganen meer bewust maken van de gevolgen van hun handelen voor de burger en, indirect, ook van de kosten van de rechtspraak en de gefinancierde rechtsbijstand voor de belastingbetaler. Hoewel daarvoor moeilijk een cijfermatige onderbouwing kan worden gegeven, mag worden verondersteld dat er een verband bestaat tussen het handelen van bestuursorganen en de kosten die een bestuursorgaan voor een juridische procedure ten gevolge van dat handelen moet maken. Een goede afweging daarover door het bestuursorgaan leidt daarom, in combinatie met een aantal andere factoren, uiteindelijk tot betere besluitvorming, zo is de verwachting. Een investering aan de voorkant van het besluitvormingsproces zorgt voor minder juridische procedures. Als de kosten van een beroepsprocedure uiteindelijk hoger zijn dan de investering in betere besluitvorming geeft dat aan het bestuursorgaan een prikkel om deze investering te doen. Een hogere proceskostenveroordeling kan dus een drijfveer zijn voor bestuursorganen om betere primaire besluiten te nemen. Bij het voorgaande is van belang dat de verhoging van de proceskostenvergoeding niet een op zichzelf staande maatregel is, maar moet worden beschouwd in een breder verband van maatregelen ter stimulering van betere dienstverlening door de overheid.

    Een belangrijke pijler van het Programma stelselvernieuwing rechtsbijstand is het inzetten op en realiseren van minder onnodige juridisering tussen burger en overheid door betere dienstverlening. Er is hiertoe onder andere een traject gestart met als opdracht het stimuleren en ondersteunen van een proactieve, informele oplossingsgerichte aanpak en werkwijze om onnodige juridisering bij publieke dienstverleners te voorkomen. De focus daarbij ligt op meer...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT