Wet van 12 april 1995, houdende invoering van een nieuwe Algemene bijstandswet (Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1995

200

Wet van 12 april 1995, houdende invoering van een nieuwe Algemene bijstandswet (Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de intrekking van de Algemene Bijstandswet en de invoering van de nieuwe Algemene bijstandswet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

INHOUDSOPGAVE Blz.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen 2
Hoofdstuk II Overgangsbepalingen 2

§1. Algemeen 2 §2. Het recht op en de hoogte van de bijstand 4 §3. Het geldend maken van het recht op bijstand en de betaling 5 §4. Bezwaar- en beroepschriften 6 §5. Financiering 6

Hoofdstuk III Wijziging van andere wetten 7
Afdeling 1 De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen 7 Afdeling 2. Overige wetten 38
Hoofdstuk IV Slotbepalingen 44

Staatsblad 1995 200 1

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artículos 1 y 2
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; b. Algemene Bijstandswet: de Algemene Bijstandswet en de daarop berustende besluiten zoals deze luidden op de peildag; c. nieuwe Algemene bijstandswet: de Algemene bijstandswet en de

daarop berustende besluiten; d. peilmaand: de kalendermaand voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe Algemene bijstandswet; e. peildag: de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe Algemene bijstandswet.

Artikel 2

Het toezicht op de uitvoering van hoofdstuk II van deze wet berust bij Onze Minister. Artikel 130 van de nieuwe Algemene bijstandswet is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK II OVERGANGSBEPALINGEN Artículos 4 a 11

§ 1. Algemeen Artikel 3

De Algemene Bijstandswet wordt ingetrokken.

Artikel 4
  1. De Algemene Bijstandswet blijft gedurende ten hoogste 12 maanden na de inwerkingtreding van de nieuwe Algemene bijstandswet van toepassing ten aanzien van degene die in de peilmaand recht had op algemene bijstand en wiens recht op de peildag niet is geëindigd. 2. De in het eerste lid bedoelde toepassing van de Algemene Bijstandswet eindigt: a. zodra burgemeester en wethouders in het betreffende geval naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, een nieuw besluit hebben getroffen; b. zodra een wijziging van omstandigheden van de persoon of het gezin optreedt of is opgetreden die op grond van hoofdstuk IV, afdeling 1, paragraaf 2 en 3, van de nieuwe Algemene bijstandswet tot toepassing van een andere bijstandsnorm dient te leiden en burgemeester en wethouders in het betreffende geval een nieuw besluit inzake de verlening van algemene bijstand hebben getroffen; dan wel c. zodra in het betreffende geval gedurende ten minste een kalendermaand geen recht op algemene bijstand heeft bestaan. 3. Zolang het eerste lid van toepassing is blijven de besluiten inzake de verlening van bijstand die burgemeester en wethouders op grond van de Algemene Bijstandswet ten aanzien van de betrokkenen hebben genomen van kracht. 4. Besluiten van burgemeester en wethouders op grond van de Algemene Bijstandswet inzake terugvordering of anderszins terugbetaling van reeds verleende bijstand, inzake verhaal van reeds verleende of nog te verlenen bijstand en inzake borgstelling, die op de peildag van kracht zijn, blijven van kracht tot het moment waarop zich in het betrokken geval een zodanige wijziging van de omstandigheden voordoet of heeft voorgedaan dat een herziening van het besluit dient plaats te vinden.

Staatsblad 1995 200 2

Indien bijstand is verleend met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 7a van de Algemene Bijstandswet blijven bij herziening van het besluit de aan de reeds gevestigde hypotheek verbonden verplichtingen en bedingen van kracht. 5. Indien in een geval als bedoeld in het eerste lid bijstand is verleend met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 7a van de Algemene Bijstandswet en op de peildag de hypotheek nog niet is gevestigd, wordt deze gevestigd met inachtneming van de krachtens artikel 20, zevende lid, van de nieuwe Algemene bijstandswet gestelde regels.

Artikel 5
  1. Burgemeester en wethouders stellen tijdig ten aanzien van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde persoon een onderzoek in naar de rechtsgevolgen waartoe de toepassing van de nieuwe Algemene bijstandswet zal leiden inzake het recht op bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen. 2. Op het onderzoek is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 65, 66, eerste, tweede en derde lid, 69, 71, 121 en 122 van de nieuwe Algemene bijstandswet van overeenkomstige toepassing. 3. Uiterlijk 12 maanden na de peildag nemen burgemeester en wethouders naar aanleiding van het onderzoek een besluit inzake de verlening van bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen, onder vermelding in het besluit van de rechtsgevolgen waartoe de toepassing van de nieuwe Algemene bijstandswet in het betreffende geval leidt. Op dit besluit is artikel 70 van de nieuwe Algemene bijstandswet van overeenkomstige toepassing. 4. Indien de in het derde lid bedoelde toepassing leidt tot wijziging van de hoogte van de algemene bijstand, wordt in het besluit vermeld dat genoemde wijziging ingaat op het tijdstip gelegen 12 maanden na de peildag. Tot dat tijdstip blijft, onverminderd de algemene periodieke aanpassing van de uitkeringshoogte en artikel 4, tweede lid, onderdelen b en c, de hoogte van de algemene bijstand gehandhaafd op het niveau waarop de belanghebbende onmiddellijk voorafgaande aan het onderzoek recht had. 5. Indien uit het onderzoek, of bij een eerdere gelegenheid na de peildag, blijkt dat omtrent de verlening van bijstand, gelet op artikel 63 van de nieuwe Algemene bijstandswet, dient te worden beslist door burgemeester en wethouders van een andere gemeente, dragen burgemeester en wethouders zorg voor onverwijlde overdracht van het betreffende geval en van de daarop betrekking hebbende stukken aan burgemeester en wethouders van die gemeente, onder gelijktijdige melding hiervan aan de belanghebbende. Burgemeester en wethouders van de ontvangende gemeente nemen de verlening van bijstand onverwijld over en geven daarbij toepassing aan het eerste tot en met het vierde lid. Artikel 64 van de nieuwe Algemene bijstandswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6
  1. Ten aanzien van degene, die in de peilmaand recht had op algemene bijstand en wiens recht op de peildag niet is geëindigd, en voor wie voor het eerst verplichtingen, gericht op inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking, aan de uitkering worden verbonden, wordt uiterlijk 3 jaar na inwerkingtreding van de nieuwe Algemene bijstandswet een onderzoek verricht als bedoeld in artikel 66, vijfde lid, van die wet. 2. Ten aanzien van degene, aan wiens uitkering op de peildag reeds voorwaarden tot inschakeling in de arbeid op grond van de Algemene Bijstandswet zijn verbonden, kan het onderzoek, gericht op de inscha-

Staatsblad 1995 200 3

keling in de arbeid, achterwege blijven, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat een dergelijk onderzoek alsnog dient plaats te vinden.

Artikel 7
  1. Onze Minister kan op verzoek van burgemeester en wethouders van een gemeente de termijn, bedoeld in artikel 4, eerste lid, met ten hoogste 3 maanden verlengen, indien zij aannemelijk kunnen maken dat zij door bijzondere omstandigheden in redelijkheid niet in staat zijn binnen deze termijn uitvoering te geven aan deze paragraaf. Het verzoek dient binnen zes maanden na de peildag te zijn ingediend, vergezeld van een plan waarin wordt aangegeven op welke wijze burgemeester en wethouders uitvoering zullen geven aan het bepaalde in artikel 5, eerste lid. 2. Ingeval van toepassing van het eerste lid wordt in het betreffende geval bij toepassing van artikel 4, eerste lid, en artikel 5, derde en vierde lid, in plaats van «12 maanden» telkens gelezen: 12 maanden vermeerderd met de verlenging op grond van het eerste lid.

    § 2. Het recht op en de hoogte van de bijstand Artikel 8

  2. Onze Minister kan de verlening van bijstand aan een Nederlander die zich in het buitenland bevindt voortzetten ten aanzien van: a. degene die in de peilmaand bijstand ontving op grond van artikel 82 of artikel 95 van de Algemene Bijstandswet, welke bijstand niet is geëindigd; b. degene die op enig moment in de periode van 26 weken onmiddellijk voorafgaand aan de peildag bijstand ontving op grond van artikel 82 van de Algemene Bijstandswet, welke bijstand in die periode is geëindigd, indien belanghebbende binnen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT