Wet van 15 december 2005, houdende wijziging van de Wet bodembescherming en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2005

680

Wet van 15 december 2005, houdende wijziging van de Wet bodembescherming en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bodembescherming te wijzigen in verband met wijzigingen in het beleid op het gebied van bodemsaneringen, met name de aanpassingen van de saneringsdoelstelling en de saneringsprocedure, de invoering van een saneringsplicht voor eigenaren of erfpachters van bedrijfsterreinen en de financiële aspecten van bodemsanering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1

eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

Na de laatste begripsomschrijving wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, ingevoegd: budgetperiode: de periode van vijf jaar waarvoor Onze Minister aan provincies een budget kan verlenen op grond van de artikelen 76 en 76n; watersysteem: het samenhangend geheel van oppervlaktewateren en grondwatervoorkomens.

B

In artikel 13 wordt de «bodem te saneren» vervangen door: de verontreiniging.

C

Artikel 30

wordt als volgt gewijzigd:

Staatsblad 2005 680 1

  1. In het eerste lid en derde lid, onder b, wordt «de bodem te saneren» vervangen door: de verontreiniging.

  2. In het vierde lid wordt «de bodem te kunnen saneren of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken» vervangen door: de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te kunnen beperken.

D

In artikel 32, tweede lid, wordt «de bodem te saneren» vervangen door: de verontreiniging.

E

In artikel 36 vervalt de tweede zin.

F

Artikel 37

komt te luiden:

Artikel 37
  1. Gedeputeerde staten stellen in een beschikking als bedoeld in artikel 29, eerste lid, waarbij zij vaststellen dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, tevens vast of het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging leiden tot zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is. 2. Indien gedeputeerde staten vaststellen dat van risico's sprake is als bedoeld in het eerste lid, bepalen zij dat met de sanering dient te worden begonnen voor een door hen vast te stellen tijdstip dat ligt zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van de beschikking, bedoeld in het eerste lid. Bij de beschikking kunnen gedeputeerde staten het uiterste tijdstip van indienen van het saneringsplan, bedoeld in artikel 39, aangeven. 3. Bij de beschikking kunnen gedeputeerde staten aangeven welke tijdelijke beveiligingsmaatregelen aan de sanering vooraf dienen te gaan en op welke wijze en tijdstippen aan hen verslag wordt gedaan van de uitvoering van die maatregelen. 4. Indien gedeputeerde staten vaststellen dat geen sprake is van risico's als bedoeld in het eerste lid, kunnen gedeputeerde staten bij de beschikking aangeven welke maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem genomen moeten worden en op welke wijze en tijdstippen aan hen verslag wordt gedaan van de uitvoering van die maatregelen. Tevens kan worden aangegeven welke beperkingen in het gebruik van de bodem door de eigenaar, erfpachter of gebruiker van het grondgebied waar sprake is van ernstige verontreiniging, in acht worden genomen. 5. Bij de beschikking geven gedeputeerde staten aan welke wijzigingen van het gebruik van de bodem aan hen dienen te worden gemeld. 6. Gedeputeerde staten kunnen naar aanleiding van een verslag als bedoeld in het derde en vierde lid, een melding als bedoeld in het vijfde lid, of een wijziging van omstandigheden de risico's, bedoeld in het eerste lid, anders vaststellen of het tijdstip van de sanering of van het indienen van het saneringsplan, bedoeld in het tweede lid, vaststellen of anders vaststellen. 7. Bij de maatregel, bedoeld in artikel 36, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste, tweede en zesde lid.

Staatsblad 2005 680 2

G

Artikel 38

wordt als volgt gewijzigd:

  1. Het eerste tot en met derde lid vervallen.

  2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid, worden de volgende leden ingevoegd: 1. Degene die de bodem saneert, voert de sanering zodanig uit dat: a. de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt; b. het risico van de verspreiding van verontreinigende stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt; c. de noodzaak tot het nemen van maatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem als bedoeld in artikel 39d zoveel mogelijk wordt beperkt. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid nadere regels worden gesteld, met dien verstande dat deze regels, indien zij van toepassing zijn op de bodem onder oppervlaktewater als bedoeld in de artikelen 63a en 63d, voor wat betreft het eerste lid, onder a, betrekking kunnen hebben op de functie van het watersysteem na de sanering. Bij de regels voor de bodem onder oppervlaktewater wordt in ieder geval rekening gehouden met de gevolgen van de sanering voor het watersysteem en de effecten die de dynamiek van dat watersysteem kan hebben op het resultaat van de sanering.

  3. In het nieuwe vierde lid wordt «vierde lid» telkens vervangen door: derde lid.

H

Artikel 39

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid wordt in het deel dat voorafgaat aan de opsomming na de zinsnede «de resultaten van het nader onderzoek alsmede» ingevoegd «, indien het voornemen bestaat de bodem te saneren, van» en komt onderdeel a te luiden: a. een nadere beschrijving van de wijze waarop de sanering zal worden uitgevoerd, waarbij is aangegeven hoe aan artikel 38, eerste lid, zal worden voldaan;.

  2. In het eerste lid komt onderdeel c te luiden: c. indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig blijft: een beschrijving van beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen die naar verwachting nodig zijn in het belang van de bescherming van de bodem, alsmede een indicatie van de kosten van die maatregelen;.

  3. In het eerste lid komt onderdeel f te luiden: f. indien verontreinigde grond binnen het geval van de verontreiniging wordt verplaatst, een beschrijving van de omstandigheden waaronder dit gebeurt;.

  4. In het eerste lid worden na onderdeel f onderdelen ingevoegd, luidende: g. het tijdstip waarop de sanering naar verwachting zal zijn uitgevoerd; h. indien de verontreiniging zich kan verspreiden en de saneringsmaatregelen zich uitstrekken over een periode van drie jaar of meer:

    Staatsblad 2005 680 3

    1. een overzicht van de tussentijds beoogde effecten, en de tijdstippen waarop gedeputeerde staten schriftelijk worden geïnformeerd omtrent de effecten van de getroffen maatregelen en in hoeverre deze overeenstemmen met de beoogde effecten;

    2. een beschrijving van een andere methode om de beoogde effecten, bedoeld onder b, te bereiken, voor het geval de in het saneringsplan opgenomen methode niet tot die effecten zou leiden.

  5. In het tweede lid wordt «voorwaarden» vervangen door «voorschriften» en worden na het derde lid de volgende leden ingevoegd: 4. Degene die de bodem saneert, meldt wijzigingen van het saneringsplan, waarmee door gedeputeerde staten is ingestemd, uiterlijk twee weken voorafgaand aan de uitvoering daarvan aan gedeputeerde staten. Provinciale staten kunnen nadere regels stellen omtrent de gegevens die bij de melding worden verstrekt. Artikel 28, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing. 5. Gedeputeerde staten kunnen naar aanleiding van de melding, bedoeld in het vierde lid, aanwijzingen geven omtrent de verdere uitvoering van de sanering, die een wijziging inhouden van onderdelen van het saneringsplan waarmee reeds is ingestemd.

    I

    Na artikel 39 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 39

a.

Degene die de bodem saneert, alsmede degene die de sanering feitelijk uitvoert, voeren de sanering uit overeenkomstig het saneringsplan waarmee door gedeputeerde staten is ingestemd, en overeenkomstig de voorschriften die aan de instemming zijn verbonden. Indien gedeputeerde staten aanwijzingen als bedoeld in artikel 39, vijfde lid, hebben gegeven, wordt bij de uitvoering van de sanering overeenkomstig die aanwijzingen gehandeld.

Artikel 39

b.

  1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van uniforme saneringen bestaande uit eenvoudige, gelijksoortige saneringen van korte duur. De sanering kan betrekking hebben op slechts een gedeelte van het geval van verontreiniging. Bij de aanwijzing van de categorieën wordt aangegeven welke categorieën tevens of uitsluitend betrekking hebben op sanering van de bodem onder oppervlaktewater als bedoeld in de artikelen 63a en 63d. 2. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval regels omtrent: a. het onderzoek dat aan de sanering vooraf gaat; b. de gegevens die bij de melding, bedoeld in artikel 28, moeten worden verstrekt waarbij van artikel 28, tweede lid, kan worden afgeweken, alsmede de wijze waarop die gegevens worden verstrekt; c. de gegevens die degene die saneert tijdens de sanering aan gedeputeerde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT