Wet van 30 januari 1997, houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met bijzondere regels inzake sanering van de waterbodem

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1997

86

Wet van 30 januari 1997, houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met bijzondere regels inzake sanering van de waterbodem

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bodembescherming uit te breiden met bijzondere regels inzake onderzoek en sanering van gevallen van waterbodemverontreiniging;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bodembescherming1 wordt gewijzigd als volgt.

A

De artikelen 14 en 91, tweede lid vervallen.

B

Artikel 29

derde lid, komt te luiden: 3. De termijn, bedoeld in het tweede lid, wordt opgeschort indien de onderzoeksgegevens welke zijn verstrekt onvoldoende zijn om een beslissing te kunnen nemen. Gedeputeerde staten bieden in dat geval degene die de nadere onderzoeksgegevens heeft verstrekt, dan wel de melding heeft gedaan, de gelegenheid de benodigde gegevens alsnog te verstrekken binnen een daarbij te stellen termijn.

C

In artikel 35, tweede lid, wordt «het Rijk» vervangen door: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat

Staatsblad 1997 86 1

D

Artikel 37

tweede lid, komt te luiden: 2. Indien gedeputeerde staten vaststellen dat van urgentie sprake is als bedoeld in het eerste lid, bepalen zij dat met de sanering dient te worden begonnen voor een door hen vast te stellen tijdstip dat ligt: a. zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van de beschikking,

bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk vier jaar nadien, of b. ten minste vier jaar na de inwerkingtreding van die beschikking.

E

Artikel 51

tweede lid, wordt vervangen door: 2. Het bij of krachtens de artikelen 15, derde lid, en 17, tweede tot en met zevende lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

F

In hoofdstuk IV wordt na artikel 63 een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5. Bijzondere regels inzake sanering van de waterbodem § 5.1. Rijkswateren Artikel 63a

  1. In gevallen waarin de verontreiniging of aantasting de bodem onder oppervlaktewater betreft waarvoor Onze Minister van Verkeer en Waterstaat waterkwaliteitsbeheerder is, berusten de in de artikelen 21, 27, 28, 29, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 49 en 55 aan gedeputeerde staten, de in artikel 39 aan provinciale staten en de in artikel 50 aan Onze Minister toegekende taken en bevoegdheden in afwijking van die artikelen bij Onze Minister van Verkeer en Waterstaat. 2. Gelijke taken en bevoegdheden berusten bij Onze Minister van Verkeer en Waterstaat voor zover de verontreiniging of aantasting de kust of de oever van oppervlaktewater betreft, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die verontreiniging of aantasting geen gevolgen heeft voor de bodem onder dat water. 3. In een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid vergoedt Onze Minister van Verkeer en Waterstaat de schade ten gevolge van een bevel als bedoeld in artikel 49 juncto artikel 30, derde of vierde lid, en is artikel 74, tweede, derde en vierde lid, op die schadevergoeding van overeenkomstige toepassing. 4. In een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid: a. blijft artikel 49, derde lid, buiten toepassing; b. doet Onze Minister van Verkeer en Waterstaat een vordering als bedoeld in artikel 50, zonder een verzoek van gedeputeerde staten ter zake, gaat hij niet tot vordering over dan nadat hij heeft getracht hetgeen gevorderd moet worden te verkrijgen bij minnelijke schikking en legt hij een verslag van het met de betrokken rechthebbende daaromtrent gevoerde overleg over bij de kennisgeving aan de Staten-Generaal, en c. blijven de artikelen 76 tot en met 86 buiten toepassing. 5. In gevallen waarin de verontreiniging of aantasting van de bodem of de gevolgen daarvan, niet beperkt zijn tot de bodem, bedoeld in het eerste lid, of de kust of de oever, bedoeld in het tweede lid, plegen Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en gedeputeerde staten, alvorens van hun bevoegdheden gebruik te maken, terzake overleg.

Staatsblad 1997 86 2

Artikel 63

b.

  1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat stelt jaarlijks een programma vast met betrekking tot de hem bekende onderzoeksgevallen en gevallen van ernstige verontreiniging, waarbij sprake is van een verontreiniging of aantasting als bedoeld in artikel 63a, eerste of tweede lid, hierna te noemen: saneringsprogramma voor de waterbodem van rijkswateren. 2. Het saneringsprogramma voor de waterbodem van rijkswateren bevat met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde gevallen ten minste een overzicht van de door of vanwege Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en van de aan hem bekende door anderen in de eerstvolgende vier jaren te verrichten activiteiten en een aanduiding van het tijdstip waarop met het onderzoek of de sanering van die gevallen zal of dient te worden aangevangen. 3. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat pleegt bij de voorbereiding van het saneringsprogramma voor de waterbodem van rijkswateren overleg met de overheidsorganen die betrokken zijn of een belang hebben bij de activiteiten, bedoeld in het tweede lid. 4. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat legt het saneringsprogramma voor de waterbodem van rijkswateren bij de aanbieding van de rijksbegroting over aan de Staten-Generaal. Het gaat vergezeld van een verslag over de besteding in het voorafgaande kalenderjaar van gelden op de begroting, bestemd voor de sanering van de bodem van rijkswateren. 5. Ten aanzien van de inhoud van het verslag, bedoeld in het vierde lid, tweede volzin, is artikel 84, tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 63

c.

  1. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop: a. belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen worden betrokken bij de voorbereiding van het saneringsprogramma voor de waterbodem van rijkswateren, en b. gedeputeerde staten van de provincie en burgemeester en wethouders van de gemeente waar zich een geval voordoet, waarin nader onderzoek zal plaats vinden, of waar zich een geval van ernstige verontreiniging voordoet, dat is opgenomen in het saneringsprogramma voor de waterbodem van rijkswateren dan wel daarin...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT